Blogopmaak

Van den vos Reynaerde als spiegel van zijn tijd  


Bespreking van 'Van den vos Reyaerde' door Emilia van der Lugt (leerling vierde klas Eligant Lyceum, Zutphen)



“Willem, die Madocke maakte 

daar hij dikken omme waakte, 

hem vernooide zo harde 

dat die avonture van Reinaerde   

in Dietse ongemaket bleven. 

-Die Aernout niet hevet vulschreven – 

dat hij die vite dede zoeken 

ende hij ze na den Walsen boeken 

in Dietse dus hevet begonnen”. 

 

Op deze wijze begint het beroemde middeleeuwse verhaal Van den vos Reynaerde. Het is waarschijnlijk geschreven tussen 1257 en 1271. In de middeleeuwen zag de maatschappij er heel anders uit dan in onze tijd. Het was een standenmaatschappij met aan het hoofd de adel met de koning en onderaan de arme boeren, ook wel horigen genoemd. Ook waren er in die tijd geen boeken. Monniken in de kloosters schreven bestaande verhalen over op perkament. Middeleeuwse verhalen zijn allemaal op rijm, want ze werden voorgedragen. In hoeverre past Van den vos Reynaerde in deze middeleeuwse traditie? (H. Slings, 1999) 

 

Van den vos Reynaerde begint op een sterke wijze de aandacht van de middeleeuwse luisteraar te trekken. Dat past in de traditie van het gebruik maken van een topos. Een vaste volgorde van elementen om de toehoorder nieuwsgierig te maken. Eerst wordt de naam van de schrijver genoemd, dan zijn eerdere werk, de reden om het verhaal te schrijven, de moeite die hem dat gekost heeft, en tenslotte noemt hij zijn bronnen (H. Slings, 1999). Deze onderdelen zien we ook in de proloog Van den vos Reynaerde. Allereerst door een beroemd boek aan te halen, de Madocke, geschreven door een bekende schrijver die Willem heet. Wel bestond er al een Franse versie van het verhaal over Reynaert de vos en was een zekere Aernout al begonnen om dat in het Nederlands te vertalen, maar hij had het niet afgemaakt. Willem vond dat jammer en heeft deze vertaling in het Nederlands voltooid. Zo is het verhaal over de Vos Reinaert ontstaan. Waarschijnlijk bestonden de luisteraars van dit verhaal uit mensen van de hoge adel, die het verhaal De Madocke goed kenden. Zo te lezen past de proloog goed in de literaire traditie van de middeleeuwen.

 

Ook de vorm en de structuur van het verhaal vertonen kenmerken van de middeleeuwse literatuur. Opvallend is het eindrijm: het zijn korte versregels die allemaal gekenmerkt worden door eindrijm. Dat deed men, omdat de teksten meestal werden voorgedragen aan een groot publiek. De liedjeszangers, ofwel troubadours, konden teksten op rijm beter onthouden. Door die korte versregels en het eindrijm ontstond een bepaald vast ritme. Dat was prettig om voor te dragen door de troubadour. Het verhaal eindigt met een acrostichon: de beginletters van de versregels vormen de naam Bi Willem. (H. Slings, 1999) Ook De beginletters van het Nederlandse volkslied: het Wilhelmus, vormen een acrostichon. Misschien was dat in de tijd van het schrijven van de Reynaert al een bekend literair trucje. 

 

Daarnaast past het onderwerp: over de vos Reinaert die iedereen te slim af is, ook goed in de middeleeuwse standenmaatschappij. De maatschappij in die tijd was verdeeld in drie standen, het was een feodale maatschappij. Bovenaan stond de adel, daarna kwam de geestelijkheid en onderaan stonden de horigen. Dat zie je terugkomen in ons verhaal. De adel wordt vertegenwoordigd door koning Nobel en zijn vazallen Bruun de beer en Tybeert de kater. De geestelijkheid vormen de dorpspastoor en Berlijn de ram die hofkapelaan is. De ruwe dorpsbewoners zijn de horigen. Naar feodaal gebruik houdt koning Nobel met Pinksteren hofdag (dat is typisch voor de standenmaatschappij uit die tijd). Iedereen kan klagen over de streken die Reinaert de Vos weer heeft uitgehaald. Wat de deur dicht doet, is het moment dat Isegrein de wolf komt vertellen dat Reinaert zijn vrouw heeft verkracht en twee van zijn kinderen heeft blindgepiest. Het toppunt van vernedering voor iemand van hoge adel! Reinaert moet aan het hof verschijnen om te boeten voor zijn wandaden. Het is gebruikelijk in die tijd dat de misdadiger drie keer gedaagd wordt; komt hij dan nog niet naar het hof, dan wordt hij vogelvrijverklaard (iedereen mag hem dan doden). Bruun de beer die tot de hoge adel behoort, biedt zich aan om als eerste dager Reinaert te halen. Reinaert weet hem in de val te lokken, vervolgens gaat Tibeert de kater op pad, ook hij wordt in de val gelokt door Reinaert. Tenslotte gaat de derde keer zijn neef Grimbeert de das op pad, omdat men denkt dat hij zijn oom wel weet te overtuigen om te komen. Dat lukt. In zoverre passen de drie dagingen in de regels van de feodale maatschappij en in de volgorde van belangrijkheid.                                   


Reynaerts wandaden worden bewezen door de komst van de slachtoffers. Hij wordt veroordeeld tot de galg. Gebruikelijk is het dan dat de veroordeelde mag biechten. Daar maakt Reynaert listig gebruik van. Vanaf dat moment wijkt het verhaal duidelijk af van de regels rond de hofdag in de feodale maatschappij van die tijd. 

Vanaf de veroordeling gaat het verhaal veel meer over de listigheid van Reinaert de Vos en de zwakheden van de anderen. Koning Nobel wordt zijn slachtoffer. We horen dan het gemene plan van Reynaert: 


‘Koning, dit doe ik u te wetene: 

Ik hebbe nog zilver ende goud, 

Dat al es in mijnre gewoud, 

Zo vele, dat kume een wagen 

Te zeven werven zoude gedragen.’ 

Alse die koning dit verhoorde, 

Gaf hij Reinaerde felle antwoorde: 

‘Reinaert, wanen kwam u die schat?’ 


Op slinkse wijze weet Reinaert de hebzucht van koning Nobel te stimuleren, waardoor hij niet meer met de straf van Reinaert bezig is. Hij wil alleen maar weten waar hij de schat kan vinden. Dit zagen we ook al bij Bruun de beer en Tibeert de kater die hun hele missie vergaten, doordat Reinaert hun zwakke plek wist te vinden: honing en muizen. Met deze voorbeelden levert de schrijver kritiek op de adel; Koning Nobel is helemaal niet zo nobel. Trouwens ook de geestelijkheid komt er in dit verhaal niet goed vanaf. De dorpspastoor heeft een minnares waar hij naakt mee slaapt. Hij neemt het celibaat ook niet zo serieus. Opvallend is het dat de schrijver van de vos Reynaert dieren gebruikt om zijn kritiek op de feodale maatschappij te uiten. Vermoedelijk durfde de schrijver de hoge adel alleen aan te pakken door zijn kritiek te verwoorden via dieren. Misschien was de algemene kritiek op de geestelijken al wat meer toegestaan. Het niet houden aan de kuisheid (geen seks). Daarom is de dorpspastoor gewoon een mens. De dorpsbewoners komen er ook niet zo goed van af: ze zijn erg wreed naar Bruun de beer.

 

Het verhaal Van den vos Reynaerde past wat vorm betreft goed in de middeleeuwse traditie. Het kent eindrijm en een proloog die duidelijk de kenmerken heeft van een topos.  Ook het onderwerp weerspiegelt voor een groot deel de feodale maatschappij van de middeleeuwen. De regels van de hofdag, het handelen van de adel, geestelijkheid en de dorpelingen zijn daar voorbeelden van. Wat opvalt is, dat de schrijver kritiek levert op de adel en de geestelijkheid, weliswaar verpakt in dieren als personages, behalve de dorpspastoor, maar die stond ook onderaan de feodale ladder. Van den vos Reynaerde is met recht een beroemd middeleeuws verhaal, wel met een vleugje maatschappijkritiek. 

 

 

 

Bronnen: 

·              A.van Nimwegen, ‘Over De Vos Reinaert door Willem (die Madoc maakte) gevolgd door Reinaerts geschiedenis waarin zijn latere lotgevallen zijn opgetekend’. Uitgeverij Het Spectrum Utrecht/Antwerpen. 1979 

·              H.Slings ‘Reinaert de vos’. Tekst in context 3. Uitgeverij Amsterdam University Press. 1999 


Share by: