Totdat de sterkste zijn dodelijk wordt
Hoe 'De mooiste dierenverhalen' van Anton Koolhaas ons een les leert (door Nils Hoebert, leerling vwo 6 van het Eligant Lyceum)

Anton Koolhaas, geboren in 1921, begon zijn carrière als redacteur bij verschillende kranten. Zo was hij redacteur buitenland bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant en later werkte hij als film- en toneelcriticus voor De Groene Amsterdammer. Binnen zijn werk als redacteur begon hij met het schrijven van dierenverhalen. Dit bleef hij doen, maar hij publiceerde pas in 1956 zijn eerste verhalenbundel. Bij de korte verhalen van Koolhaas staan dieren in de hoofdrol. Deze dieren weerspiegelen verschillende complexe karakters. Ze hebben belangen en gevoelens, die worden weergegeven alsof de dieren een menselijk karakter hebben. Hun acties leiden onverhoopt – vaak onbewust – tot de dood. Ook mensen spelen een rol in de verhalen van Koolhaas, weliswaar vaak als boer of visser die dan de dood van het dier veroorzaakt (DBNL, 2003).
Dit geldt ook voor de korte verhalen 'Meneer Tip is de dikste mijnheer', 'Het grote stikken' en 'Gekke Witte' uit De mooiste dierenverhalen van Koolhaas. In dit artikel worden ze nader bekeken. Hoe geven deze korte verhalen van Koolhaas kritiek op de maatschappij?
In 'Meneer Tip is de dikste mijnheer' komen een aantal verschillende maatschappijkritische elementen terug. In dit verhaal speelt het varken Tip de hoofdrol. Hij leeft in een stal met veel andere varkens, die samen een aantal rituelen hebben. Het dikste varken van allemaal speelt hierin de hoofdrol. Er is niet alleen een rijmpje over hem dat telkens gezegd wordt, maar dat varken moet ook, als de andere varkens daar zin in hebben, heel hard met zijn achterste tegen de muren van het hok aan kletsen: ‘Dat gaf dan zo’n geweldig harde klets, dat iedereen zich een ongeluk lachte’ (Koolhaas, 1999, p. 25). Hoe de varkens met elkaar omgaan vormt een interessante balans tussen pesten en bewonderen, die in het verhaal beide kanten op gaat. Toch lijkt het over het algemeen zo dat de dikste een bepaalde status heeft. Het is in ieder geval duidelijk dat de afwijkende – het dikste varken – anders behandeld wordt dan de rest van de varkens. Om de zoveel tijd komt de boer langs om het dikste varken mee te nemen: ‘want op gezette tijden kwam de boer bij het hok, klopte de dikste goedkeurend op de flanken, krauwde hem wat in de stekelige nek en trok hem dan uit het gezelschap vandaan, de gang in van de stal’ (Koolhaas, 1999, p. 26). De varkens denken dat dit varken iets leuks gaat doen, dat hij iets verdiend heeft. Maar niets is minder waar: de boer neemt de dikste mee om naar de slacht te brengen. Hoewel het lijkt alsof de varkens denken dat dikste de meeste status heeft, is het tegenovergestelde waar: het dikste varken is het dichtste bij de dood.
Koolhaas lijkt hier verschillende dingen duidelijk te willen maken. Het ligt voor de hand dat hij kritiek toont op de manier waarop mensen ingrijpen in de levens van dieren: de boer beslist wanneer het leven van het varken klaar is. Daarnaast lijkt Koolhaas het menselijke gedrag dat afwijkenden anders behandeld worden af te keuren. In de stal moet het dikste varken immers rijmpjes aanhoren en met zijn billen tegen de muren kletsen, terwijl de anderen dat niet hoeven. Indirect zou Koolhaas ook het begrip status, zoals we dat in de maatschappij kennen en gebruiken, kunnen bekritiseren. Het feit dat het varken met de meeste (schijnbare) status als eerste doodgaat, zou zijn kritiek kunnen laten zien: status is zinloos, want je hebt geen macht over leven en dood.
Koolhaas’ kritiek op het menselijk ingrijpen in dierenlevens komt ook terug in 'Het grote stikken', waarin vis Wampoei centraal staat. Wampoei verlangt de hele tijd naar het gevoel om te stikken doordat hij een prooi in zijn bek krijgt. In het verhaal lukt het hem dit gevoel te vinden, maar toch voldoet het elke keer niet helemaal aan zijn behoeftes. Hij wil telkens meer: eerst een vis, daarna een kikker, later zelfs een eendje:
Hij overdacht, hoe hij zijn keel zou moeten uitzetten en zijn kaken sperren en verwijden en hoe hij, net als vroeger, het gevoel zou krijgen dat hij stikte. Niet het grote stikken, maar het stikken dat ineens ophield, omdat de prooi toch naar binnen gedwongen werd en hem zou vullen.
(Koolhaas, 1999, p. 89)
Het gevoel van stikken is nooit genoeg voor Wampoei, totdat hij het grote stikken ervaart: een visser hengelt hem uit de vijver, waarna Wampoei spartelend op het pad de dood tegemoet gaat.
De boodschap in dit verhaal lijkt op die uit het verhaal over Tip. Naast het feit dat hier het leven voor Wampoei ophoudt door menselijk ingrijpen – hij wordt uit de vijver gehengeld – is er opnieuw sprake van een zinloze status. Wampoei is de sterkste vis van de vijver, maar dit aanzien leidt tot niets: hij gaat plotseling dood. Daarbovenop lijkt Koolhaas in dit verhaal menselijke ontevredenheid te bekritiseren. Wampoei zoekt naar het gevoel van stikken, maar het lijkt nooit genoeg te zijn. Hij wil meer, groter, erger – totdat het klaar is: Wampoei ervaart het grote stikken.
Het anders behandelen van mensen die afwijken komt sterk terug in 'Gekke Witte'. In dit verhaal spelen muizen de hoofdrol. Het zijn allemaal grijze muizen, op één na: die is wit. Kruuk, een grijze muis, zag de witte voor het eerst. Hij is totaal in shock door wat hij ziet. De aanwezigheid van de witte muis heeft Kruuk ook beangstigd. Hij is zo geschrokken, dat hij gaat denken dat er overal muizen vandaan komen: ‘Kruuk keek naar de gekreukelde of opgerolde, of in de vorm van tentjes voorkomende witte stukken papier en het leek hem ineens, of het rondom vol zat met uitgangen, waaruit witte muizen tevoorschijn konden komen’ (Koolhaas, 1999, p. 97). De angst die geschetst wordt is zonder reële aanleiding, maar alleen doordat de witte muis afwijkt van het beeld van Kruuk van een ‘normale muis’: grijs.
Koolhaas lijkt hierin opnieuw het ‘hokjesdenken’ van mensen af te keuren. De situatie waarbij de grijze muis de witte muis ziet als iets vreemds, heeft iets weg van discriminatie zoals we dat in de mensenwereld kennen. Doordat Koolhaas dit zo absurdistisch in het verhaal verwerkt, laat hij zien wat hij daarvan vindt.
Kortom: Koolhaas geeft via zijn dierenverhalen kritiek op verschillende elementen uit de samenleving. Allereerst keurt hij in alledrie de verhalen het verstoten van mensen die anders zijn af. De karakters verschillen allemaal van de rest: ze zijn anders in grootte, gedrag en in kleur, waardoor ze anders worden behandeld. Daarnaast laat Koolhaas in zijn verhalen zien dat macht zinloos is. Het heeft immers geen invloed op leven en dood, dat komt vanzelf. Het meest direct komt in de verhalen terug dat Koolhaas een mening heeft over hoe de mens zichzelf boven dieren stelt. De dieren worden op een willekeurig moment uit het leven gerukt, doordat bijvoorbeeld de boer hierover beslist. De dierenverhalen leren ons een harde les: zo dienen de varkens, vissen en muizen als een spiegel voor de samenleving.
Bronvermelding
DBNL. (2003). Koolhaas, Anton, Schrijvers en dichters (dbnl biografieënproject I), G.J. van Bork - DBNL. https://www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0617.php
Koolhaas, A. (1999). De mooiste dierenverhalen.