‘was ik was haar zó nabij dat ik na een halfjaar exact wist wat ze


deed en liet, dacht en voelde.’




Bespreking van drie korte verhalen uit Joost Zwagermans oeuvre door Sofie Spijk (leerling vwo 6 van het Eligant Lyceum)


 Joost Zwagerman, geboren in 1963 te Alkmaar, heeft in zijn korte leven een respectabele positie weten op te bouwen als schrijver, dichter en columnist. Al vanaf een zeer jonge leeftijd heeft Zwagerman zich verdiept in de literaire wereld (InfoNu, z.d.). In 1986 debuteerde hij als romanschrijver met De houdgreep, wat in het 1987 gevolgd werd door zijn debuut als dichter met de bundel Langs de doofpot (KB, z.d.). Zwagermans oeuvre, dat onder meer vijfentwintig boeken en vijf dichtbundels omvat, wordt gekarakteriseerd door zijn veelzijdige betrokkenheid in de wereld van kunst en cultuur (De Slegte, z.d.). Winnie en de onschuld, Het jongensmeisje en Toen je het deed zijn drie korte verhalen uit zijn boek Het jongensmeisje. Winnie en de onschuld richt zich op het leven van de bijfiguur Winnie door de ogen van haar naamloze ex-vriend die haar in zijn gedachten achtervolgt. Het jongensmeisje gaat over een verliefd koppel, waarvan de vriend hun liefde analyseert. Haar ogen, volgens hem de ogen van een acht jarig jongetje, maken dat zij zijn jongensmeisje is. Toen je het deed is eveneens een verhaal over een relatie tussen twee jongeren. De jongen bezoekt met regelmaat zijn vriendin met wie hij graag lepeltjesgewijs in bed ligt. In alle drie de korte verhalen speelt obsessie, in relatie tot de liefde, op de voorgrond.


Allereerst valt obsessie terug te vinden in de manier waarop Zwagerman met emotie in zijn teksten heeft gespeeld. In het eerste verhaal vertelt het hoofdkarakter met een overdreven, haast poëtische, toon over zijn laatste relatie. Zijn jaloezie schijnt door in zijn hoog kritische houding tegenover Winnies ex-partner Robert. Als hij eenmaal volledig doorgedraaid is, wenst hij Winnie het sterven toe in de hoop zijn pijn te laten verzachten. Dit geeft de dubbelzijdige natuur van zijn liefde voor haar weer: enerzijds idyllisch, anderzijds voorwaardelijk. In het tweede verhaal ligt de focus op de persoon en de onzekerheden die met het bestaan gepaard gaan. De jongen en zijn vriendin zijn, vanuit zijn perspectief, qua innerlijke en uiterlijke schoonheid elkaars tegenpolen:


Er viel weinig aan jezelf te ontdekken wat je niét overbodig vond. Alles mocht weg. Je lichaam, om mee te beginnen. Je ziel, om het af te maken. Als je daar allemaal van af kon zien te raken, was het mogelijk om op zeker ogenblik haar perfecte afschaduwing te zijn, jij de fantasievriendin van je vriendin, de eeuwige onveranderlijke gedaante met wie zijn naar binnen gerichte gesprekken zou kunnen voeren.  (Zwagerman, 1998, p.163)


Ofschoon hij geobsedeerd is door alles wat enigszins met zijn vriendin te maken heeft, hebben haar tanden een speciale plaats aangenomen in het verhaal. Het begint en eindigt met haar lach: een teken van blijdschap. In het laatste verhaal wordt geluk vastgelegd in schoonheid en stilte, maar ook in schaamte en angst. De verteller legt uit hoe gehecht jij geworden bent aan jouw vriendin en hoe jullie daardoor onscheidbaar zijn. 

                                                              In de drie verhalen wordt er gebruik gemaakt van verschillende perspectieven. In het eerste verhaal is vanuit het perspectief van een van Winnies exen geschreven. Dit creëert een afstand van Winnie. De vertellende persoon bevindt zich niet in die situatie, eveneens als dat Winnie dat waarschijnlijk niet doet. Het zet de ervaringen van de ex-vriend centraal, terwijl zij te allen tijde het onderwerp blijft:


Mijn wanhoop, begeerte en verliefdheid verflauwden, de aarde van mijn liefde veranderde, ik ging van haar houden als van de zee – of zoals gezegd van de zon, die als een huisdier zo royaal van zich laat houden en die ik nooit iets kon aanrekenen, ook niet het bestaan van wolken.

Winnie en de zon. Zelfs op zomerse dagen als deze denkt zij niet of nauwelijks terug aan, bijvoorbeeld, de bijna autoloze middaguren in het dorp waarop wij... nou ja, ik heb erover verteld. (Zwagerman, 1998, p.14)


Dit citaat benadrukt dat alles rondom Winnies leven in dit verhaal betrekking heeft op hem. Hij vult haar gedachten voor zichzelf met aannames in. Hierdoor is er met zekerheid vast te stellen dat de hoofdpersoon een zeer onbetrouwbare bron is. Hiernaast spreken de overige twee verhalen, waarvan het overweldigende gedeelte in de tweede persoon geschreven staat, tot de verbeelding van de lezer die als het ware in een andere belevingswereld wordt geplaatst. In het tweede verhaal staan de twee personen los van elkaar, want het is alleen de liefde die hen verbindt. De jongen heeft zijn vriendin de wolken in geprezen, terwijl hij zichzelf de grond in heeft geduwd. De zelfkritische blik is in mate overgedragen naar het derde verhaal. Al vanaf het begin ziet hij zijn vriendin als zijn ‘doodmooie meisje’ en tegen het einde is hij haar ‘minieme nabeeld’ geworden (Zwagerman, 1998). 

                                                             Zwagerman heeft de obsessieve liefde benadrukt door hoe de tijd in zijn verhalen verloopt. De alles overnemende obsessie in Winnie en de onschuld resulteert in een lange slinger aan gedachten, oftewel ‘gebeurtenissen’, die zich voor een onbepaalde tijd voortzet. De enige informatie die de lezer in dit opzicht bezit, is een verwijzing naar de fles wijn die aangeeft dat het verhaal na 1990 plaatsvindt. De hoofdpersoon leeft in dit verhaal gedeeltelijk in zijn verleden, dus zijn waarheid, en daarmee nog in zijn afgebroken relatie. Daarentegen leeft hij, naast de terugblikken, in het nu door zijn verleden door te trekken naar het heden en zelfs de toekomst. In Het jongensmeisje gaat het over een samenstelling aan gedachten. Het verhaal roept het gevoel van dagdromen, en tegelijkertijd piekeren, op. Dit zijn beide activiteiten waar mensen eindeloos in kunnen dwalen. In Toen je het deed wordt de vorm van een herinnering aangenomen, een uit de jaren 70 ten tijde van de oliecrisis. Het verhaal wordt in verbinding gebracht met de dood, en daarmee ook de tijd, via een dichtregel. De invloed daarvan luidt als volgt:


Terwijl iedereen alle tijd vermorste met ongelukkig zijn, was jij dood. [...] Iedereen fingeerde het volle leven maar worstelde zich in werkelijkheid in lijkvlucht door de tijd.’ [...] Zij was je schoonheidbrandende cremeermeisje met wie je bij haar thuis, op haar kamer, vaak een hele avond lang in bed kon liggen (nee: óp bed, óp de dekens). (Zwagerman, 1998, p.167)

 

De dood en de liefde worden in dit citaat beide uitgezet als iets wat tijdloos en rijk in tijd is.


Deze drie korte verhalen zijn bij elkaar een goed voorbeeld van obsessie in de liefde. In elke romantische relatie is er een zekere gradatie aan obsessie aanwezig, maar door de schommelingen van emoties wordt er aan de lezer gevraagd waar de limiet voor deze gedachten ligt. Omdat het eerste verhaal overkomt alsof het hoofdkarakter iemand achtervolgt, is dit het meest directe voorbeeld van de drie. Het jongensmeisje en Toen je het deed zijn milder en genuanceerder rondom obsessie. Het psychisch perspectief speelt een grote rol in alle drie de verhalen. Dit komt het duidelijkst naar voren in de laatste twee, doordat de lezer zich actief moet plaatsen in positie van de hoofdpersoon. Ook lijkt tijd veel sneller te verlopen in het bijzijn van een geliefde, zelfs al staat het alleen op papier.


Bronnen

·      De Slegte. (z.d.). Joost Zwagerman. https://www.deslegte.com/auteurs/joost-zwagerman/#:~:text=Joost%20Zwagerman%20%281963%29%20schreef%2025%20boeken%2C%20waaronder%20de,%281991%29%20De%20buitenvrouw%20%281994%29%20en%20Zes%20sterren%20%282002%29.

·      InfoNu. (z.d.). Joost Zwagerman biografie: Joost Zwagerman, biografie en zelfmoord. https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/biografie/162462-joost-zwagerman-biografie-en-zelfmoord.html

·      KB, nationale bibliotheek. (z.d.). Joost Zwagerman: biografie | KB, de nationale bibliotheek. KBPro Website. https://collecties.kb.nl/nederlandse-poezie/historische-dichters/joost-zwagerman-1963-2015/joost-zwagerman-biografie

·      Zwagerman, J. (1998). Het jongensmeisje.