‘Stel je eens voor dat je per jaar 26 boeken leest’
Bespreking van 'Brieven aan Miyo' van Martin Bootsma

‘Het klinkt misschien vreemd, maar er zit schoonheid in het wachten op een brief. We zijn eraan gewend geraakt dat we vrijwel direct antwoord krijgen op onze vragen. Bedenktijd lijkt een verschijnsel uit het verleden. Zelfs bij onderwerpen waarover je weinig tot niets weet, verwacht de vragensteller meteen een antwoord. Kijk maar eens naar een talkshow op televisie. Als je aarzelt of genuanceerd wilt zijn, word je al snel ‘saai’ genoemd. Ik vind die aarzeling juist een teken van kracht. Eerlijk toegeven dat je over een vraag of een stelling moet nadenken lijkt mij een prima houding. In tijden van onmiddellijkheid is bedachtzaamheid een deugd.’ Dit schrijft de bevlogen docent Martin Bootsma, die al dertig jaar voor de klas staat, in zijn eerste brief aan zijn stagiaire Miyo. Hoe je deze deugd, bedachtzaamheid, kunt verwerven, wordt langzaamaan duidelijk als je alle brieven leest die Bootsma in zijn Brieven aan Miyo schrijft. Je begint namelijk met het lezen van een boek, gaat verder met het lezen van een volgend boek en houdt vervolgens niet meer op met lezen, bouwt boek voor boek een wereld om je heen van kennis, gedachten en gevoelens, die zich steeds verder uitbreidt.
Aan het eind van de eerste stagedag vraagt Miyo aan Bootsma of een leraar moet lezen. Bootsma wil daar even over nadenken en besluit dan een antwoord in briefvorm te geven. In de eerste brief heeft hij het over de Franse schrijver Daniel Pennac die tien rechten van de lezer benoemt. Het eerste recht van de lezer is volgens hem het recht om niet te lezen. Bootsma schrijft aan Miyo dat dit recht weliswaar voor iedere lezer geldt, maar niet voor de leraar. De leraar zou volgens hem moeten afzien van dit eerste recht. Dat is geen straf, want waar een advocaat of arts droge vakliteratuur door moet nemen, loopt de docent door Verbazië of Leugenland. Al snel komt hij met een dringend advies:
‘Stel je eens voor dat je per jaar 26 boeken leest. Je leest dan elke twee weken één kinderboek. Je volgt een opleiding tot leraar die vier jaar duurt, en als je vanaf de eerste week dit ritme hanteert, dan heb je op het moment dat je bevoegd bent al meer dan honderd kinderboeken gelezen. Dat is een prachtige basis voor literatuuronderwijs. Als je dit leestempo volhoudt als je eenmaal voor de klas staat, dan heb je na zes jaar lesgeven al meer dan 250 boeken gelezen.’
Bootsma vertelt er ook bij wat er dan gebeurt: de boeken die je al gelezen hebt, komen bij je buurten als je in een nieuw boek begint. Ze roepen allerlei gedachten bij je op. Je gaat verbanden leggen en een leesvoorkeur ontwikkelen. Bootsma is zelf het wandelende (of liever schrijvende) bewijs van wat hij beweert. Iedere brief aan Miyo staat vol verwijzingen naar boeken en verbanden tussen de meest uiteenlopende werken uit de wereldliteratuur. Hij vertelt zo aanstekelijk dat je algauw op zoek gaat naar een pen om alle titels op te schrijven waarover hij vertelt. Meestal heeft hij voor zijn stagiaire bij iedere brief ook nog een boek gestopt waar ze meteen in zou kunnen beginnen.
Bootsma laat zien dat de wereldliteratuur de basis vormt voor de docent, dat hij eigenlijk niet méér nodig heeft dan dit: boeken lezen, aantekeningen maken over hoe hij die in de les kan gebruiken, vervolgens samen met de kinderen gaan lezen en hen aanmoedigen om ook steeds meer te gaan lezen, waardoor ook de kinderen bouwen aan een steeds grotere wereld van kennis, gedachten en gevoelens. Ook ontwikkelen ze een empathisch vermogen, omdat ze zich steeds in nieuwe personages zullen verdiepen. Met deze wijsheid laat de bevlogen docent aan zijn stagiaire zien dat dit de ziel van het onderwijs is: verhalen doorgeven en daar met elkaar over in gesprek gaan, ze in verband brengen met ons eigen leven en ze proberen te doorgronden. Boeken kunnen bemoedigen, troosten en inzicht geven. Hij laat zien hoe belangrijk geduld hierbij is:
‘Het opbouwen van vakmanschap duurt lang, Miyo. Maar leraren zijn ongeduldig, die willen snel resultaat. Ik geef op scholen trainingen over leesonderwijs, vier bijeenkomsten van drie uur. Leraren verwachten van zichzelf dat ze na deze vier bijeenkomsten de didactiek in de vingers hebben. Ze willen, om een uitspraak uit Koning Gilgamesj van Hans Hagen te parafraseren, in vier bijeenkomsten vier jaar afleggen. Ik zeg eigenlijk altijd dat ze na de cursus nog maar net over de drempel zijn gestapt en nu in de praktijk ervaring gaan opdoen, de aanpak zullen inslijpen en deze steeds beter in de vingers zullen krijgen. Iets goed kunnen, zoals een rekenles geven of een tekst samen lezen, vraagt om oefening, veel oefening.’
Speciale aandacht besteedt Bootsma ook aan het langzaam lezen én herlezen van boeken. Door klassiekers steeds opnieuw in lessen te gebruiken, ga je ze beter begrijpen en zie je steeds meer lagen, waardoor ook de lessen beter zullen worden, omdat je kunt anticiperen en variëren. Hij geeft voorbeelden van docenten uit andere landen die veel meer aan literatuuronderwijs doen dan wij in Nederland. Buitenlandse leerlingen kunnen vaak hele teksten uit hun hoofd opzeggen van hun klassiekers. Nederlandse studenten komen meestal niet verder dan ‘Olé, olé, olé, olé’, constateert hij beschaamd.
In een van de brieven onthult hij ook hoe er kennelijk zes basisvormen van verhaallijnen zijn. In simpele schema’s geeft hij ze weer en zelfs met kleuters weet hij deze vormen spelenderwijs te bespreken of te tekenen, waardoor kinderen leren met elkaar in gesprek te gaan over hoe verhalen in elkaar zitten en welke effecten dat heeft op de lezer.
Er zijn dus veel redenen om deze Brieven aan Miyo te lezen. Je hoeft geen docent te zijn om aangestoken te worden door deze liefde voor lezen, maar áls je docent bent, voel je dat hij gelijk heeft, dat de basis van iedere vorm van lesgeven het lezen van verhalen is, omdat daarin ontelbare werelden te vinden zijn. Bootsma motiveert om jezelf discipline aan te leren in dit lezen, om bewust te bouwen aan belezenheid. Hij noemt zoveel titels dat je meteen wilt beginnen en dat zijn titels van eeuwen geleden tot en met onlangs verschenen boeken. Hij laat zien hoe je de boeken in de lessen kunt gebruiken en hoe waardevol ze daarin zijn. Hij deelt talloze prachtige leservaringen, via Miyo, met de lezer. En met het lezen van dit boek, waarin zoveel kennis is ondergebracht en talloze prachtige citaten zijn opgenomen, ervaar je ook zelf hoe louterend deze bijzondere activiteit ‘lezen’ is, juist omdat zij tegelijkertijd vertraagt én verrijkt.
Dietske Geerlings
Martin Bootsma – Brieven aan Miyo. Telos Uitgevers, Culemborg. 140 blz. €21,99.