'mooier dan een dwaallicht'
Bespreking van 'Van middernacht tot middernacht' van Sara Mychkine

Onder het verkeersknooppunt van de A1 bij de Porte de la Chapelle in Parijs bevindt zich de ‘crackheuvel’, de plek waar junkies, daklozen en mensen zonder papieren onder de meest schrijnende omstandigheden proberen te overleven. Hier schrijft een jonge vrouw een brief aan haar baby, die haar is afgenomen. In vijftien bewegingen én nog een laatste beweging én nog een postscriptum beschrijft Sara Mychkine in Van middernacht tot middernacht het hartverscheurende loslaten van moeder en kind.
Bij je geboorte was je mooier
dan een dwaallicht,
dan een vallende ster,
dan een aurora borealis.
Dushi, bij je eerste kreet,
huid tegen huid,
ben je ontsproten
als een flits
van een vuurtoren
die de drenkelingen roept.
Soms ontstaat er bij het vertalen een extra mooie betekenis. De verschillende hoofdstukken zijn van ‘mouvements’ vertaald naar ‘bewegingen’. In dit Nederlandse woord ‘bewegingen’ klinkt het woord ‘wee’ door, de oerbeweging waarmee het kind uit het lichaam van de moeder wordt gedreven. ‘Wee’ betekent daarnaast nog pijn, verdriet en rouw. In sommige culturen rouwen mensen door te bewegen. In dit verhaal is de ‘wee’ extra betekenisvol, omdat de moeder steeds ook die eerste scheiding noemt. Het volgende fragment is zelfs als flaptekst gebruikt:
Maar toen je
uit mijn buik kwam,
wist ik al
dat ik je
kwijt was.
En omdat het hier een oerervaring betreft, die we allemaal hebben ondergaan, de eerste scheiding tussen moeder en kind, is het verhaal behalve de brief van een willekeurige verslaafde moeder aan haar dochter, ook het universele verhaal van dat eerste loslaten in de wetenschap dat je als moeder nooit in staat zal zijn je kind tegen het leven te beschermen.
Als lezer voel je ook daadwerkelijk de bewegingen, omdat de tekst drijft op emoties die komen en gaan, weergegeven in fragmentarische teksten, in afwisselend korte en dan weer langere regels, die je evengoed poëzie kunt noemen. Deze vorm is uitstekend gekozen, omdat er zoveel onzekerheid is en je niet weet - de moeder niet en ook de lezer niet - waar het heen gaat. ‘Dushi, / de taal schiet tekort’, schrijft de moeder. En waar de taal tekortschiet, ontspringt poëzie:
Dushi, de taal ontkiemt uit het vlees. Ze is de som van de barsten
die scheuren opdat de mond eindelijk zou voelen hoe de
getijden van de lucht de longen verdrinken.
Dushi, de baby, is bij de moeder weggehaald, omdat de mensen op de heuvel ‘uitschot zijn, het gespuis, de rotte appels, de gekken en moordenaars.’ Daar kan een kind niet veilig opgroeien. De moeder schrijft dat ze vaak geprobeerd heeft af te kicken, maar het lukt haar niet de heuvel te verlaten. Ze wordt steeds weer teruggeroepen, omdat de wereld daarbuiten een grote, etterende wond is. Ze is echter bang dat haar dochter haar zal vergeten, dat ze zich zal identificeren met die andere wereld en dat ze zich niet meer verbonden zal voelen met waar ze vandaan komt.
Omdat de moeder misbruik, discriminatie, armoede en ongelijkheid in het land van zogenaamde vrijheid, gelijkheid en broederschap aan de kaak stelt, vraag je je als lezer af of het kind in de wereld buiten die heuvel wél veilig zal zijn. Is het meisje dan niet beter af bij haar moeder? Daar zal ze in elk geval het allerbelangrijkste vinden, namelijk onvoorwaardelijke liefde: ‘ik hou van je / zoals niemand / ooit van een / ander / heeft gehouden.’
Het verhaal is niet alleen hartverscheurend, maar ook urgent, omdat hier steeds meer duidelijk wordt hoe onze democratie aan het wankelen is. Aan de grens van onze samenleving, de plek die we het liefst de rug toekeren, wordt duidelijk voor welke waarden wij staan. Hoe kan het dat deze mensen hier op de heuvel creperen? Hebben zij dat aan zichzelf te danken, of zijn ze daar beland doordat zij op andere plekken worden buitengesloten, onderbetaald, misbruikt en uitgebuit? Nu er zelfs in ons eigen land ieder moment sprake kan zijn van een wet die verbiedt de mens zonder papieren te helpen, is dit verhaal als een meedogenloze spiegel.
In de weeklacht is het leed voelbaar dat van generatie op generatie wordt doorgegeven, dat de mens een leven lang met zich meedraagt. De zintuigen reageren op geluiden, geuren en kleuren, die een echo lijken van eerdere ervaringen. Zo roept Dushi’s huilen bij de moeder niet de impuls op om haar te troosten en terug naar zachte dromen te leiden, maar de herinnering aan dat zijzelf als kind onder haar vader lag, die zwetend en snurkend klaarkwam op haar buik. En dan is de beklemming bijna tastbaar tussen de regels.
De wanhoop en woede van de moeder kruipen juist door de gelaagdheid van de poëzie diep onder de huid. Ze raken aan ons wezen: van geboren worden tot sterven als een cyclus in loslaten. Tegelijkertijd zingt in deze hemeltergende klacht uit de diepste misère zich de onvoorwaardelijke liefde los van een moeder voor haar kind, en die baant zich een weg regelrecht naar het hart, waar zij oproept tot mededogen en medemenselijkheid voor de kwetsbaren in onze samenleving.
Dietske Geerlings
Sara Mychkine – Van middernacht tot middernacht. Vertaald door Katelijne De Vuyst. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk. 128 blz. €24,50.