‘haar opvreten en verzwelgen, mijn snufferd rood van haar bloed’


Bespreking van 'Binnenrijm van bloed' van Antjie Krog

 


Bloed kruipt waar het niet gaan kan en daarom zie je in het romandebuut Binnenrijm van bloed van de gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog overal de sporen van de dichter. Zij heeft haar ‘autobiografische roman’ verdeeld in acht boeken, maar ieder boek, dat uiteen dreigt te vallen in dagboekfragmenten, zorgrapportages, brieven, anekdotes en gedichten, wordt bijeengehouden door iets wat je eigenlijk niet beter kunt omschrijven dan ‘binnenrijm van bloed’. De verbindende kracht is niet alleen de bloedband met haar eigenzinnige moeder, maar ook het verlangen om af te stemmen, met elkaar te ‘rijmen’, terwijl aan alle kanten, zowel binnen als buiten, een wereld wordt afgebroken.

 

Antjie Krog keert terug naar haar geboorteplaats in de provincie Vrijstaat, omdat haar moeder ernstig ziek is. De aankomst, die zij op de eerste bladzijde van boek 1 beschrijft, is die van een dichter: ‘De horizon is een en al winterlucht, gras en geoogste maisakkers. Al mijn zintuigen zet ik in om de verblindende vlasblonde vlakten met hun graspluimen met het zachte, door de rijp gebleekte zaad op te snuiven, te strelen, te vangen.’ Juist dat openstellen van de zintuigen is zo karakteristiek voor poëzie, waarin het spel van klank en ritme gecombineerd wordt met een speelse invulling van de bladspiegel en alles erop gericht lijkt niet alleen het hoofd, maar vooral ook het hart te raken. De waarneming van de verschillende zintuigen loopt vaak dwars door elkaar heen en dat is precies wat in Binnenrijm van bloed steeds gebeurt.

 

Krog beschrijft tot in de details het haar zo dierbare landschap en de ontmoetingen met haar moeder en andere familieleden of bekenden en die beschrijvingen zijn zinnelijk. Je hoort, ruikt, ziet en voelt mee en daarin ervaar je als lezer een wervelende afwisseling. Dat komt ook door de verschillende tekstvormen die ze mengt: gedichten van diverse dichters, foto’s, tekeningen, dagboekfragmenten en uiterst gedetailleerde zorgrapportages door de verpleegkundige van haar moeder, waarin bloeddruk, slaap, maaltijden, ontlasting en medicatie en nog veel meer zijn vastgelegd. Ook in de brieven tussen moeder en dochter hebben beiden veel oog hebben voor het lichaam:

 

‘ouderdom begint bij het hoofd of bij de voeten, nou, de samenkomsten hier in het bejaardentehuis vormen daarvan het empirische bewijs. Bij de dames met hun tronie vol heilgenot en glasachtige, heldere ogen begint de achteruitgang in hun bovenkamer. Een zachte bries van zalige alledaagse niksigheid het ene oor in en het andere uit. Maar bij ons met de lellebellende keelkwabben begint het einde bij de voeten. Wij schuifelen op olifantspoten en met teennagels vol schimmelende korsten op Birckenstock-sloffen voort en je weet: als de oudjes die nu nog lopen te pronken met hun modieuze schoentjes hun stappers uittrekken, blijken hun tenen nog het meest weg te hebben van samengeklonterde macaroni.’

 

Moeder en dochter botsen nogal eens, misschien omdat ze juist heel veel op elkaar lijken. Beiden hebben een groot gevoel voor humor en zijn enigszins stijfkoppig. Soms zijn ze bikkelhard voor elkaar, maar meestal komt dat voort uit machteloosheid en een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar. Die laatste is bijzonder krachtig, want het is de geschiedenis van Zuid-Afrika met Boerenoorlogen, apartheid, anti-apartheid en een constante dreiging die steeds opnieuw een wig drijft tussen moeder en dochter, maar dat ze in ideeën soms lijnrecht tegenover elkaar staan, maakt hun liefde alleen nog maar sterker. Op het moment dat vader en moeder niet meer voor de boerderij Elandspruit kunnen zorgen, willen zij koste wat het kost dat de grond in de familie blijft. Grondbezit is voor hen, boeren, bijna heilig. De kinderen voelen dat echter anders, want van wie is de grond nu eigenlijk echt? Deze strijd gaat diep en de kinderen winnen hem. Krogs vader sterft kort daarop en wordt op het land begraven, maar Krogs moeder zal toch naar een verzorgingshuis moeten.

 

Het racisme zit diepgeworteld in Krogs moeder. Ook daar is de wrijving tussen moeder en dochter voortdurend voelbaar, maar ze wordt zo liefdevol verzorgd door de zwarte Victoria, dat deze vrouw voor de moeder bijna belangrijker wordt dan haar eigen kinderen. Ook ontdekt Antjie in een van de verhalen van haar moeder dat zij prachtig schrijft over ‘een afhankelijke man die zich vervolgens mateloos aangetrokken voelt tot een sterke zwarte vrouw.’ Het is alsof zij onderzoekt waar haar verbeelding en schrijverstalent haar kan brengen: ‘Dat mijn moeder hoopte met haar creatieve omgang met taal en verbeelding de eeuwenoude stenen vestingen van haar eigen racisme te slechten, is aangrijpend genoeg – boom worden, wind worden, zwart worden.’ Deze ontdekking raakt Antjie zo diep, dat zij opnieuw haar toevlucht zoekt in ‘binnenrijm van bloed’:

 

‘Er welt een diepe behoefte in me op. Om dit hier vanavond, tussen deze fragmenten met haar pogingen, in haar eigen handschrift en met haar tikfouten, vanuit mijzelf uit te spreken. Met heel mijn wezen wil ik haar broze, uitgeputte lichaam met zijn scherpe, intelligente blik, die mij mijn leven lang heeft geleid, volledig kannibaliseren, haar opvreten en verzwelgen, mijn snufferd rood van haar bloed, opdat het verscheurende gemis van de waarachtige Ander nooit in mij teniet zal gaan.’

 

En zo overvalt Antjie Krog de lezer, bladzijde na bladzijde met haar onvervalste dichtkunst die het leven en de dood zo sterk op de voet volgt. Het boek zet je aan het denken over de complexiteit van geschiedenis, die diepgeworteld zit, over vooroordelen en het verzet daartegen. Ze slaat je openhartig om de oren met woede, wanhoop, machteloosheid, hartstocht en humor, maar daaronder woedt haar onvoorwaardelijke liefde, die ontroert, omdat je haar tussen de regels voelt rijmen van bloed.

 

Dietske Geerlings

 

Antjie Krog – Binnenrijm van bloed; Autobiografische roman. Vertaald door Robert Dorsman. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam. 296 blz. €24,99.