'De schimmen die vastzitten in hun ketenen'


Bespreking van 'De taal van het verborgene' van Cécile Coulon

‘Want zo worden mannen geboren, zo leven en sterven ze, door noodlottige verbonden te sluiten met de hemel: hun handen strelen en verscheuren, maken de huid zo zacht dat lansen en zwaarden er moeiteloos doorheen dringen. Niets jaagt hun angst aan behalve hun eigen dood, ze hebben kortere vingers dan grote apen, minder scherpe nagels dan kleine honden en toch wanen ze zich heer en meester over dieren en weilanden, nemen ze de rivieren, bomen en ruïnes van de oude wereld.’

 

De proloog en epiloog uit De taal van het verborgene van de Franse auteur Cécile Coulon klinken apodictisch, als kwamen ze uit de Bijbel. Grote lof hiervoor ook aan de vertaler, Nathalie Tabury. De lezer wordt ingesponnen in een mythologisch bouwsel, waarin eigen regels gelden en een andere taal wordt gesproken. Al vanaf de eerste regels lijkt het verhaal zich rechtstreeks tot het onderbewustzijn te richten, tot de plek waar angsten woeden, dromen en verlangens, de plek die je in het alledaagse bestaan in de ochtend op weg naar je werk van je afschudt, om er ’s nachts weer terug te keren. En net als in een droom kun je je wel verzetten tegen het verloop ervan, maar hij belaagt je van binnenuit.

 

Het verhaal gaat over de zoon (net als moeder het hele verhaal consequent cursief gedrukt) die een lange tocht maakt op weg naar het gehucht Onder-in-de-Put om een taak te volbrengen: ‘Om het verborgene te zien’. Zijn moeder is een wonderdokter die wordt geroepen op momenten dat ziekenhuizen en wetenschappers in het duister tasten, als laatste redmiddel. Zij is inmiddels oud geworden en kan niet meer zo ver lopen. Het gehucht ligt in de schaduw, ‘er loopt maar één weg doorheen en een klokkentoren geeft het aanzien.’ De zoon vraagt zich af of hij er levend uit zal komen.

 

Zowel de moeder als de zoon zijn mysterieuze figuren. Ze voelen meer dan anderen de geschiedenis die in ruimtes hangt en rond de mensen die ze tegenkomen. Zo wordt de zoon overmand door beelden van verkrachtingen en intens geweld als hij kennismaakt met de vader van het zieke kind, voor wie hij geroepen werd. Hij weet in een oogwenk wat de vader allemaal op zijn geweten heeft. Alle gevoelens en gebeurtenissen komen tegelijk bij hem binnen, waardoor hij uit zijn evenwicht raakt. Omdat het de eerste keer is dat hij er zonder zijn moeder op uitgaat, voelt hij zich onzeker en soms ook onbekwaam. Bij iedere beslissing vraagt hij zich af wat zijn moeder gedaan zou hebben.

 

Net zoals met mythologische verhalen, verhalen uit de Bijbel of sprookjes, kun je deze beschouwen als mooie verhalen waarin je je voor even in een andere tijd waant, maar je kunt ze ook als metaforen lezen die iets vertellen over je eigen leven. Zo openbaart zich de sterke verbondenheid tussen ouders en kinderen, die geschiedenis, karakters, gedrag en gaven met elkaar delen. Toch zie je tegelijkertijd hoe de zoon zich losmaakt van zijn moeder, zich realiseert dat hij weliswaar in haar voetsporen treedt, maar niettemin zijn eigen koers moet varen en daarin ook kan falen.

 

Trauma’s worden doorgegeven, van moeder op dochter, vader op zoon. Doordat je als lezer meevoelt met de zoon, word je aan het denken gezet over wat we in het dagelijkse leven allemaal over het hoofd zien als we met elkaar samenleven: ieder mens draagt een geschiedenis mee die we van elkaar meestal niet kennen, maar die ons wel heeft gevormd. Dat vraagt om behoedzaamheid in plaats van snelle oordelen. De voortdurende aarzeling van de zoon laat zien hoe hij met verschillende mensen rekening probeert te houden en hoe ingewikkeld dat is, zonder enige zekerheid of het goed gaat komen. Mensen worden boos op hem, vallen hem zelfs aan en hij probeert te allen tijde zijn rust te bewaren. Daarin is hij een Christusfiguur, versterkt door de aanhoudende cursivering van moeder en zoon.

 

De taal van het verborgene laat je voor even afdalen in een diepere wereld van emoties die we meestal voor elkaar verborgen houden. Waarom eigenlijk, vraag je je af, want het is of juist op dat diepere niveau veel meer mogelijkheden bestaan om verbinding met elkaar te voelen, omdat oppervlakkige tegenstellingen wegvallen als je focust op de essentie. Het is de vraag of de zoon en de moeder wel echt zulke mysterieuze figuren zijn en niet veeleer een deel van onszelf, dat we alleen maar open zouden hoeven stellen om elkaar wezenlijk te vinden:

 

‘Voor hem tellen alleen de taal van het verborgene, de schimmen die vastzitten in hun ketenen als een grote liefde in een gebroken hart’.

 

 

Dietske Geerlings

 

Cécile Coulon – De taal van het verborgene. Vertaald door Nathalie Tabury. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk. 112 blz. €30,99.