Essentiële oliën in een kunstig vat


Bespreking van 'Wat niet vergaat' van Leonieke Baerwaldt



Wie tussen 6 en 21 september in Brabantse boekhandels een boek koopt van minimaal 15 euro krijgt het Brabants Boek Present van Leonieke Baerwaldt cadeau. En voor Wat niet vergaat wil je natuurlijk vanuit alle windstreken naar Brabant afreizen, want precies dát is het wonder van dit geschenk: je blijft erover denken, het laat je niet meer los.

 

Wie ook Hier komen wij vandaan en Dagen als vreemde symptomen van Baerwaldt heeft gelezen heeft al kennisgemaakt met haar dynamische en raadselachtige vorm van schrijven. Haar werk is fragmentarisch, luchtig en loodzwaar tegelijk, bijeengehouden door een fijn spel van verhaallijnen die slechts losjes met elkaar verbonden zijn. Je zou kunnen zeggen dat de ‘Richtlijnen voor het zetten van thee’ waarmee het boek begint, ook van toepassing zijn op het lezen ervan:

 

Overgiet de gedroogde bladeren met kokend water. Laat maximaal 7 minuten trekken op een theelichtje onder een theemuts. Schenk vervolgens door een zeef in uw thermoskan. Het beste drinkt u het slokje voor slokje, zodat u over de dag gezien ongeveer twee á drie koppen binnenkrijgt.

 

Bij sommige theeën, vooral van bloemen, is het beter om het water net onder het kookpunt te houden, anders gaan de essentiële oliën verloren.

 

Net onder het kookpunt houden is dan wellicht equivalent aan niet alles willen duiden, zodat je de kunst niet kapot knijpt en de essentie niet verloren gaat.

 

Een schrijver heeft de opdracht gekregen het Brabants Boek Present te schrijven. Ze denkt dat daarvoor de geschiedenis van haar streekgenoot Willem, een kruidendokter uit de jaren zestig, misschien geschikt is. De kruidendokter werd destijds op televisie ontmaskerd als kwakzalver en zwendelaar. De schrijver wilde met haar broer een script hierover schrijven, maar tussen de fragmenten uit het script door lees je in een soort briefvorm aan de broer dat de schrijver haar broer helaas verloren heeft: ‘Als ik aan vroeger denk, verbaas ik me erover dat je zomaar spoorloos uit ons leven kon verdwijnen.’

 

De fragmenten uit het script ‘Held of schurk (een film over de val van een imperium)’ bevatten uitspraken van de kruidendokter zelf, maar ook van zijn vrouw Hendrika en huishoudster Lenie in Brabantse streektaal: ‘Jullie zijn erin getrapt, za’k mar zegge. Da is misschien nie makkelijk toe te geven, moar ge zag het pas toen het te loat was. Jullie zijn nie de enige, hoor.’ Voor Brabanders zal dit vast extra genieten zijn. Tussen de uitspraken vind je ook talloze regieaanwijzingen: ‘Willem zit in zijn bureaustoel en leunt achterover, handen achter zijn hoofd, zelfingenomen. Hij wendt zich naar de camera alsof hij een geheim verklapt.’ De afwisseling in taalregisters maakt het boek levendig en dynamisch. Er worden steeds meer vragen opgeroepen, waardoor het boek ook op een puzzel lijkt.

 

De tragiek van het bedrog door de kruidendokter komt op verschillende manieren naar boven, waardoor het uiteindelijk overal binnendringt: in de recepten (‘Wat te doen bij kanker’), in de uitspraken van Willem zelf over zijn drijfveren, maar ook uit die van zijn directe omgeving en patiënten. Zijn waarheid hangt als los zand aan elkaar en de fragmentarische structuur van het boek sluit daar heel mooi bij aan.

 

Daarnaast is er de tragiek van het gezin waaruit de schrijver en haar broer komt. Omdat ze weer terug is in haar oude woonplaats, komt ze overal herinneringen tegen: ‘Ze kleven aan de straten, aan de snoepwinkel in het centrum waar we ons zakgeld opmaakten, het verweerde steigertje waar we die eerste sigaretten rookten.’ Je voelt hoe dromen en idealen van vroeger vervlogen zijn, zoals ook de wonderen van de kruidendokter illusies bleken.

 

Heerlijk zijn Baerwaldts verwijzingen naar de wis- en natuurkunde. In Dagen als vreemde symptomen was dat de band van Möbius, die ik naar aanleiding van haar boek, serieus uit papier ben gaan knippen, omdat ik wilde begrijpen hoe het in elkaar zat. Hier noemt Baerwaldt de kwantumverstrengeling als beeld voor haar band met haar broertje:

 

‘Wanneer twee objecten zodanig met elkaar verbonden zijn dat het ene niet meer volledig beschreven kan worden zonder het ander specifiek te benoemen, ook al zijn beide ruimtelijk gescheiden, heet dat kwantumverstrengeling.

 

Zo voelt afstand tussen ons, broertje, nog steeds als ‘wij’.

 

Superkrachten bestaan niet, stuur ik je.

 

Uiteraard krijg ik geen antwoord.’

 

Net als haar vorige boeken is ook dit boek rauw, humoristisch en experimenteel: ‘Deadlines zijn een rollator voor de slecht schrijvende.’ Wat is feit en wat is fictie, vraag je je als lezer af. De schrijver is een alter ego van Baerwaldt die immers met dit boek het Brabants Boek Present heeft geschreven. Hoe kan het dat je je aan personages gaat hechten die zo ogenschijnlijk losjes in taal zijn gevat en dat je in een mum van tijd in allerlei complexe levensvragen verstrengeld raakt? Het is Baerwaldts vakkundige, raadselachtige mengsel van stijl, thematiek en opbouw, waarnaar je steeds weer teruggrijpt, omdat het niet vergaat.

 

Dietske Geerlings

 

Leonieke Baerwaldt – Wat niet vergaat. Querido, Amsterdam. 96 blz. €19,99.