De kier in het duister


Bespreking van 'De vlucht' van Elvis Peeters

Op het omslag van De vlucht, de nieuwe roman van Elvis Peeters, wordt ‘de vlucht’ onderbroken door een kier, waardoor een smalle, hoge strook groen van bomen zichtbaar is te midden van duisternis. Wat voert de boventoon: de beklemming dat je zelf in het donker zit, of de opluchting dat er een mogelijkheid is om aan dat duister te ontsnappen? De vormgeving sluit niet alleen mooi aan bij de thematiek van het verhaal, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat je het verlangen voelt je door die kier van het boek te wurmen, om bij dat licht te komen, dat lokkende groen.

 

De ik-persoon stapt op haar fiets, omdat ze misselijk is geworden van de beelden waarop ‘iemand een mens die hij nooit eerder heeft ontmoet zonder vragen, zonder antwoorden, zonder aarzelen doodschiet.’ De beelden doen haar beseffen hoe eenvoudig de dood zich manifesteert. Ze heeft net haar moeder verloren: ‘Het precieze moment waarop de dood haar meenam, ken ik niet. Net als hij was ik in de kamer en tien minuten eerder, of wellicht maar vijf, had ik nog met mijn moeder gesproken. Ze wist dat hij er was en dat hij aanstalten maakte om naar het bed te komen en zijn knokige hand op haar ziel te leggen: zijn uitnodiging.’ Ze spraken onverwacht heel levendig met elkaar, op de valreep: ‘En plots was ze dood. Misschien al een minuut, misschien twee minuten, misschien maar net. Ik wist niet dat het heengaan zo geruisloos kon, zo achteloos.’

 

De lezer glijdt probleemloos in haar leven, fietst mee, weg van de duisternis, van de dood, ‘boom voor boom, struik voor struik, koe voor koe.’ Ze heeft geen plan, ziet wel wat er op haar pad komt. Elvis Peeters schrijft het en het gebeurt. Je voelt dat het mogelijk is. Sommige stukken reist ze per trein en uiteindelijk komt ze aan in Vimoutiers. De koeien loeien ‘blijf!’ Ook de buizerd roept het. Tegen de flank van een heuvel staat een huis te huur.

 

Nog steeds wordt ze af en toe bezocht door haar angsten, door de man met het wapen, maar in die overweldigende natuur lukt het haar steeds beter om los te laten. Ze laat een piano komen, waar ze zelf niet op kan spelen, maar alles is mogelijk. Ze koopt twee kippen en de man die ze bezorgt, helpt haar met het hok en de ren. Ze ontmoet Hélène, die bij haar piano komt spelen en met wie ze van gedachten kan wisselen. Ze denkt terug aan de tijd dat ze als studente meeliep in een aanvankelijke vreedzame demonstratie tijdens de beruchte G8 in Genua, en hoe ze totaal werd overrompeld door het gewelddadige optreden van de politie. Voor Hélène mag de wereld zich beperken tot de muziek, voor de ik tot de heuvels waar ze op uitkijkt.

 

Het huis bevindt zich vlakbij het geboortehuis van Charlotte Corday, de vrouw die de Jacobijnse revolutionair Jean-Paul Marat met een mes heeft vermoord in zijn bad. De ik-persoon leeft zich in deze vrouw van vierentwintig in en vraagt zich af hoe ze ertoe kwam een ander mens te doden. Ondanks de vlucht ervaar je de maatschappelijke betrokkenheid in haar gedachten. Juist de rust brengt haar inzicht. Door afzondering lukt het haar om verschillende kanten van een gebeurtenis te bekijken.

 

Ook als het daar in Normandië begint te stortregenen, roept het boek interessante vragen op over maatschappelijke betrokkenheid en over hoe ver je daarin zou moeten of mogen gaan, maar ook vragen over de vlucht van de ik-persoon en haar nieuwe leven. En daar, nog een eindje verder, had het verhaal moeten stoppen, het laatste hoofdstuk geschrapt. Daarin krijgt de lezer een moraal voorgeschoteld, die volstrekt overbodig is.

 

En dat is opmerkelijk. Ik heb nog maar één ander boek van Elvis Peeters gelezen en dat is Wij. Dat boek maakte op mij een onvergetelijke indruk, juist door de schokkende afwezigheid van een moraal. Ik had meer dan een week nodig om van het boek te bekomen en ik herinner mij dat ik deze ervaring in mijn havo 5 had gedeeld. Twee leerlingen letten maar half op en misten mijn waarschuwing bij het boek. Ontzet kwamen ze enkele weken later bij me met de vraag waarom ze in vredesnaam dat boek mochten lezen voor hun lijst: zo volstrekt immoreel! De vlucht roept een precies tegenovergestelde vraag op: waarom dit moraliserende slot?

 

Een lichte verwondering wachtte mij nog ná het slot, toen ik bij de binnenkant van de achterflap belandde: Elvis Peeters is niet één auteur, maar een echtpaar! Dat had ik moeten weten natuurlijk, maar het tekent mijn autonomistische kijk op literatuur: de auteurs kunnen mij gestolen worden. Toch kon ik niet nalaten te denken: dan had toch op z’n minst een van beiden moeten bedenken dat het slot geschrapt had moeten worden? Nog weer later ontdekte ik dat uitgeverij Weerwoord nog maar kort bestaat en dat deze kleine coöperatie correcte vergoedingen, duurzame productie, literaire en menselijke winst belangrijker vindt dan financieel gewin. Omdat auteurs en uitgever zo nauw met elkaar betrokken zijn, lijkt het een tussenvorm tussen onafhankelijke publicatie in eigen beheer en publicatie onder de paraplu van een uitgever en dat is in het literaire landschap dan toch maar mooi eigenzinnig en dapper! ‘Een inhoudelijk segment zoals literatuur heeft bestaansrecht buiten de dominante commerciële wetten,’ zegt uitgever Gert de Bie in een interview in Boekenkrant. En zo toont De vlucht in inhoud, vorm én publicatievorm maatschappelijke betrokkenheid.

 

Dietske Geerlings

 

 

Elvis Peeters – De vlucht. Uitgeverij Weerwoord, Heist-op-den-Berg. 184 blz. €22,99.