Blogopmaak

Wat je ziet in de spiegel


‘Zo keek ik dus in die spiegel en ineens keek ze terug. Haar ogen straalden, feller dan die van een levend wezen, ze zogen me naar haar toe. Haar blik spon draden, nee, kabels naar mijn voorhoofd, mijn middenrif, mijn gut. En toen was ze weer weg, even plotseling als ze gekomen was. Ik liep automatisch door naar de keuken. Na een paar passen keerde ik terug. In plaats van haar gezicht zag ik het mijne, grauw als krantenpapier, met plooien die de tijd er zonder al te veel fantasie in geëtst heeft.’ De hoofdpersoon uit ‘Haar vertrouwde gedaante’ ziet in de spiegel een vrouw die ze niet helemaal kan thuisbrengen. Ze weet niet of zij het zelf is, of een vreemde die haar iets wil vertellen. Het verhaal roept vragen op over wie wij zijn, of wij onszelf kunnen kennen en in hoeverre wij kunnen leven met die onzekerheid.

 

De hoofdpersoon, vrouw van Johannes en moeder van Doris, raakt gedurende het verhaal helemaal in de ban van haar spiegelbeeld. Terwijl ze een half jaar vrij heeft genomen om een monografie te schrijven over de spokologie van Derrida, de filosoof van de deconstructie, pakt ze steeds vaker haar zakspiegeltje om de mysterieuze vrouw te vinden die haar aankijkt. Langzaam tikt de tijd door en er komt niets van haar schrijven terecht. Ze sluit zich steeds vaker op, houdt zich afzijdig van Johannes en Doris en lijkt af te glijden.

 

Het is niet voor niets dat zij over Derrida schrijft. Haar overzichtelijke leven met man, kind en baan lijkt door de spiegel langzaamaan gedeconstrueerd te worden. Door de vrouw in de spiegel begint ze alles in twijfel te trekken. Er staan ook andere verwijzingen in het verhaal, zoals ‘The Yellow Wallpaper’ van Charlotte Perkins Gilman, het boek dat Johannes had moeten lezen voor de leesclub. De hoofdpersoon vermoedt dat hij vooral naar de club gaat voor de lange blonde schrijfster die ook naar de bijeenkomsten gaat. De hoofdpersoon hoopt eigenlijk dat hij gevoelens voor deze schrijfster heeft. Kennelijk heeft zij niet zo’n behoefte aan zijn aandacht. Hij heeft het boek in elk geval niet uitgelezen. ‘The Yellow Wallpaper’ gaat over een vrouw die op een rustkuur in een vakantieplaats geobsedeerd raakt door het gele behang en steeds meer afglijdt in een psychose. Het is veelzeggend dat Johannes het verhaal niet uitleest.

 

Tegen het einde van het verhaal mijmert de hoofdpersoon: ‘Stel, je kunt jezelf opheffen, deel uitmaken van iets groters – een zwerm spreeuwen, een cantate van Bach, het goddelijke. Wie zou het niet doen?’ Zij zoekt naar een manier om op vergelijkbare wijze te verdwijnen. Johannes begint zich steeds meer zorgen te maken en maakt een afspraak met de huisarts. Het verhaal wordt steeds beklemmender en de vraag dringt zich op of de vrouw nog wel bij zinnen is, maar omdat je in haar perspectief opgesloten zit, hoop je toch dat ze aan Johannes en haar vertrouwde leven kan ontsnappen, terwijl ook dat niet aangenaam voelt.

 

Precies dat onaangename wringen werpt vragen op, met de spiegel als mooi symbool: wie zien wij als wij goed in de spiegel kijken? Hoe stabiel is ons vertrouwde leven?


Share by: