Blogopmaak

Maar, zóó zijn de menschen, ze moeten z i e n om te gevoelen


Fabriekskinderen, een spiegel voor zijn eigen tijd (artikel J. Tiemens, leerling vwo 5 Eligant Lyceum)



Fabriekskinderen is een werk uit 1863, geschreven door Jacob Jan Cremer (1827-1880) en kwam op de boekenmarkt als een protest. Cremer was zeer uitgesproken, vooral zijn mening over de kinderarbeid liet hij graag horen. Zijn bekendheid door eerdere werken gebruikte hij om een groot publiek te trekken voor dit maatschappelijk probleem, en dat lukte. Zijn werk was de aanleiding van het wetsvoorstel van Van Houten. Hij schreef het werk over een gezin, met drie fabriekskinderen. Hun omstandigheden wist hij bijzonder goed en ruw te beschrijven, waardoor de ernst van de situatie voor een buitenstaander langzaam duidelijker werd. Het werk hield zijn eigen tijd een zuivere spiegel voor.


In de eerste plaats wordt de huidige situatie van het gezin in de buitenwijk van Leiden duidelijk; een situatie die niet alleen voor het gezin van Zwarte gold, maar voor veel gezinnen in deze wijken. Rond deze tijd waren er ruim een half miljoen kinderen die in de fabrieken werkten, kinderen die op een ruwe manier te werk werden gezet. In de meeste gevallen waren de ouders verantwoordelijk voor de toestand van hun kinderen, dit wordt in Fabriekskinderen ook zeker genoemd, met een zeker ongeloof:



van 't repalje weet je, uit de febrieken; van ouwers die zuipen en luijeren en d'r eigen onmondige vleesch voor den kost laten zorgen, zie je, weet u menheer, van zu'k repalje.(P20)


Echter, Cremer ontkracht deze mening later in het verhaal weer voor een deel:


En al zijn die ellendige ouders ook verschoonbaar, ja onschuldig zoo ge wilt, onwetende, ontzenuwde wezens als ze veelal zelven van jongs af waren.


De omstandigheden waren afgrijselijk en onvoorstelbaar. Het werk in de fabrieken heeft vele van deze kinderen het leven gekost. Er gebeurden veel ongelukken in de onveilige fabrieken maar ook de levensstijl rond om het werken kostte vele levens. Werkdagen van 13, 14 of 15 uur, op een enkele aardappel, enkele uren slaap per nacht en met slechte hygiënische omstandigheden, waren op den duur voor velen fataal. Zo ook voor kleine Saartje in het werk van Cremer. In de 19e eeuw was er een grote breuk in de samenleving, een onderscheid in verschillende klassen, waarin de gezinnen met de fabriekskinderen in een van de laagste klassen vielen en Willen baron van Hoogenstad (P17) bij een van de hoogste behoorde. De situatie van deze fabriekskinderen was bij de hogere klassen wel bekend, maar amper gekend, zo af en toe werd er wel gesproken, maar interesseren deed het ze niet. De arbeiders waren een schande voor de beschaving in hun ogen, zij waren een deel van het probleem, waarin de staat zich verkeerde (Koops, 2021):


Nu Willem zoo'n schepseltje van nabij ziet, nu is het hem onbegrijpelijk dat hij vroeger, als er sprake was van hun rampzaligen toestand, dat hij dan zoo koud is gebleven. […] er zie dan en luister nog even. 't Zal nu zoo akelig niet zijn, misschien zelfs om om te lagchen. (P24,25)


Daarnaast gingen de fabriekskinderen niet naar school, daar hadden ze simpelweg de tijd niet voor, ook was er geen geld, want dat werd gebruikt door hun ouders. Dat vergrootte de breuk in de samenleving, ook voor de toekomst. Voor veel van hen was de wereld onbekend, het leven bestond uit niet veel meer dan overleven. Lezen en tellen lag ver buiten hun prioriteiten:


Neen, naar school gaat hij niet. Naar school kan hij niet gaan, want dertien, veertien, ja vijftien uren moet hij werken - staande werken, op éénen dag. Naar school gaat hij niet, want het dagloon zou dan minder worden en voor vader en moeder te schadelijk zijn. Boeken? Neen, boeken heeft hij nooit gezien […] Wat een dominé is? Dat weet hij niet. […] wat de menschen zondags gaan doen in de kerk? dat kan hij niet zeggen […] En waar het brood van gebakken wordt? dat weet hij niet. En dat de tafels en stoelen van het hout der boomen gemaakt worden, dat weet hij evenmin; ja zelfs nooit heeft hij gehoord vanwaar de wol afkomstig is, die reeds bij duizende ponden door zijne handjes ging; noch heeft hij vernomen dat van dezelfde draden, die hij laschte, een kleed wordt geweven, zoo als er nu een - zoo warmpjes om zijne leedjes sluit.


Door dit verschil zouden deze kinderen nooit de kans krijgen zichzelf uit hun klasse te werpen en een beter leven te creëren voor zichzelf en toekomstige kinderen, zo zal de verdeling in de samenleving blijven bestaan.
           Het werk van Cremer heeft op den duur in Nederland veel veranderd. Nadat hij zijn woorden in Den Haag begin 1863 heeft voorgedragen, volgen er verschillende protesten en petities tegen de kinderarbeid. Fabriekskinderen lijkt het begin te zijn geweest van een rollende bal. In Fabriekskinderen wordt namelijk niet alleen het probleem geschetst, maar er worden ook personen en organisaties schuldig gesteld, zoals bijvoorbeeld politici, fabrieksbazen en de koning. Dit zorgde bij sommigen voor een extra sterke mening. Niet veel later krijgt Cremer bericht van J.R Thorbecke (1798 – 1872), minister van Binnenlandse Zaken. Thorbecke laat naar aanleiding van
Fabriekskinderen een onderzoek uitvoeren naar kinderarbeid door de Staatscommissie, waaruit volgde dat er verschillende regels kwamen voor kinderarbeid. (Voor grote veranderingen zijn grote gebaren nodig, en. . ., z.d.-b, par. 12) Ondanks dat Cremer in zijn verhaal het voorbeeld noemt van onze westerburen, die een goede oplossing leken te hebben, duurt het alsnog ruim tien jaar voordat Nederland zo ver is:


Gij weet het wel: Daar ginder, aan gene zijde van den Oceaan, daar bloeit en daar tiert het op Engelands bodem; daar behoedt een schoone zegenrijke wet die arme, arme fabriekskinderen voor den ellendigen toestand, waarin zij hier verkeeren. Dáár zijn hunne werk-uren minder in aantal; daar gaan ze ter schole en worden ze onderwezen, drie, ja vijf uren per dag. En de onderwezen kinderen worden bekwame werklieden, en de nijverheid, zij bloeit er; en ik bid u, waarom zouden wij bij onze overzeesche naburen, ja zelfs bij het grootste deel ook der minder ontwikkelde Staten van Europa ten achter staan? (P37)


Pas in 1874 wordt de kinderarbeid voor kinderen onder de 12 pas afgeschaft, op wetsvoorstel van Van Houten. Deze wet staat dan ook bekend als het wetje van Van Houten. Onze westerburen lopen alsnog een stap voor, de leerplicht is tot 1901 nog niet van toepassing in Nederland. Een belangrijke kwestie die Jan Cremer helaas niet meer heeft mogen meemaken, ondanks zijn inzet hiervoor.
           Naast het actuele onderwerp van Fabriekskinderen heeft ook het taalgebruik van Cremer zeker impact gehad op de veranderingen die volgden. Cremer wist zijn verhaal indrukwekkend te brengen, door middel van makkelijk taalgebruik. Op die wijze wist hij vrijwel iedereen in zijn verhaal te betrekken, ook tijdens zijn voordrachten. Hij begint zijn verhaal met een heel simpele beschrijving van het wekken van de familie Zwarte, die iedereen zich voor kan stellen:


't Is winter. Koud was decembersnacht, en ijzig koud is nog zijn vroege morgen. Zes slagen bromt de klok uit Leidens hoogsten toren. Door de Breestraat en de Hoogewoerd leidt onze weg naar een der achterbuurten der stad.


Dit loopt echter vloeiend door naar de vreselijke situatie waar de kinderen zich in bevinden. De manier waarop Cremer schrijft, past goed in het realisme, hij laat het leven van de Fabriekskinderen op een zeer realistische manier zien, een leven dat ook voor buitenstaanders op deze manier goed te begrijpen is. Echter bevat Fabriekskinderen een zeer sterke mening. Het is dus niet objectief, wat een eis is voor het realisme. Daardoor past het verhaal niet volledig binnen het realisme. Zo wordt het verhaal bijvoorbeeld afgesloten door een haast persoonlijke beschuldiging. Hiermee maakt Cremer voor een laatste keer duidelijk dat Fabriekskinderen een protest is tegen de kinderarbeid:


En dat mijn verhaal u niet heeft voldaan, dat gij het ‘niet mooi’ hebt gevonden, zie, dat zou mij verheugen, indien ik u maar getroffen had; indien ge maar diep gevoeldet, dat daar ginder natuurgenooten, zwakke kinderen, armelijk gekleed en ellendig gevoed, 13-14-15 uren daags moeten werken in een klein bestek, ja - somtijds nog bovendien den ganschen langen nacht waarop de zondag moet volgen. En een groot deel van die ongelukkige schepsels, ze zijn de kostwinners voor hun luije onbarmhartige ouders, ze zijn.... Doch immers, ik heb ze u geschetst, naar waarheid geschetst al sprak ik u niet van de verregaande zedeloosheid die hen almede besmettend omringt; en gelooft gij mij niet: welnu, bezoek de Leidsche fabrieken; gij zult zien en, zoo uw harte al aanstonds niet bloedt, dan, dan zult ge toch voorzeker - weêrgekeerd in uwe woning, bij het aanschouwen van uw lief en bloeijend kroost, moeten uitroepen: Groote God! bestaat zulk een ontzettend kwaad in ons dierbaar Nederland, in het land welks grootsch verleden van vrijheid spreekt en van regt voor allen! (P34)


Het blijkt ook dat Cremer absoluut niet bang is zijn mening te laten horen, zo noemt hij politici, fabrieksbazen en de koning zelfs moordenaars aan het eind van Fabriekskinderen. Hoewel in 1848 persvrijheid onderdeel werd van de Nederlandse wet, was het niet risicoloos om deze mening zo duidelijk te maken. Veel fabrieken draaiden op kinderen en hun goedkope lonen, daardoor zette Cremer een aantal machtige mensen recht tegenover zichzelf. Dat liet hem echter koud. Voor Cremer was rechtvaardigheid en bewustwording belangrijker:


CONCURRENTIE!’ Hoe! zou zij de moordenaresse dier arme kinderen zijn, zij de schoone kloeke vrouw die de leuze der vrijheid in hare banier voert? […] ‘Vrijheid! ja vrijheid voor allen en alles!’ gilt ze in dollen overmoed: ‘Wie zal er den ouders het regt over hunne kinderen ontnemen; wie zal ze gelasten hunnen arbeid te verligten of hen ter schole te zenden; wie - wie zal MIJ MIJ beletten.......’ Zwijg, schoone waanzinnige vrouw. Weet gij 't dan niet hoe de Staat - en regtvaardig - der arme gevallene, die uit schaamte haar kind vermoordde, de vrijheid ontneemt […] gij die boeleert met den gouddorst en duizende kinders vermoordt, zonder blozen vermoordt naar ziel en naar ligchaam. Neen! ik zeg het u, de ure zal weldra slaan, waarin men u kerkeren zal, ja kerkeren in de banden eener zegenrijke wet! Doorluchtige Vorst! Grootmagtige wetgevers in den Staat! Ziet, daar valt de smeekbrief neêr voor uwe voeten. (P35,36)

 


Al met al zijn er dus verschillende redenen waarom er gesteld zou kunnen worden dat Fabriekskinderen zijn eigen tijd een spiegel voor heeft gehouden. Zo worden de zorgwekkende omstandigheden van de fabriekskinderen en de breuk in de samenleving op een dusdanig pakkende en realistische manier geschreven dat deze vele mensen raakte. Cremer was met zijn protesterende werk op deze manier in staat veranderingen aan te brengen in de wetgeving omtrent de kinderarbeid. Uiteindelijk is Cremer hiermee indirect een van de grondleggers van Het kinderwetje van Van Houten, die de kinderarbeid in Nederland afschaft: Dat allerlaatste zacht pijnlijke snikje, het snikje dat klinkt als een dankbaar zoetvloeijend..... verlost! (P33)



Bronvermelding

 

Fabriekskinderen - Jacob Jan Cremer | Luisterboek (digitaal) | De online bibliotheek. (z.d.). https://www.onlinebibliotheek.nl/catalogus/437278859/fabriekskinderen-jacob-jan-cremer

Waarom deze Gelderlander alsnog een standbeeld moet krijgen. (2022, 25 augustus). Omroep Gelderland. https://www.gld.nl/nieuws/7471027/waarom-deze-gelderlander-alsnog-een-standbeeld-moet-krijgen

Koops, E. (2021, 16 oktober). Industriële revolutie - samenvatting, oorzaken en gevolgen. Historiek. https://historiek.net/industriele-revolutie-samenvatting-oorzaken-gevolgen/78430/

Examenoverzicht.nl. (z.d.). De sociale kwestie: wat was dat? (Uitleg). ExamenOverzicht. https://www.examenoverzicht.nl/geschiedenis/sociale-kwestie

DBNL. (1929). Eerste hoofdstuk De economische structuur van Nederland tot 1870, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (1813-1870), I.J. Brugmans - DBNL. https://www.dbnl.org/tekst/brug035arbe01_01/brug035arbe01_01_0003.php

Gelderland, E. (z.d.). Jacob Jan Cremer (1827-1880). Mijn Gelderland. https://mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/jacob-jan-cremer-1827-1880

Voor grote veranderingen zijn grote gebaren nodig, en. . . (z.d.). Literatuurmuseum. https://literatuurmuseum.nl/nl/ontdek-en-beleef/literatuurlab/artikelen/voor-grote-veranderingen-zijn-grote-gebaren-nodig-en-fabriekskinderen-was-een-groot-gebaar

Het kinderwetje van Van Houten. (1860). Canon van Nederland. https://www.canonvannederland.nl/nl/kinderwetje

Realisme (1840-1880). (z.d.). Literatuurgeschiedenis. https://www.literatuurgeschiedenis.org/stromingen/realisme-1840-1880

De geschiedenis van persvrijheid. (2022, 21 juni). IsGeschiedenis. https://isgeschiedenis.nl/nieuws/de-geschiedenis-van-persvrijheid


Share by: