Blogopmaak

‘In those mirrors, the minds of men, in those pools of uneasy water’

Bespreking van 'To the lighthouse van Virginia Woolf

De lezer valt midden in een gesprek tussen mrs. Ramsay en haar zoon James. Moeder geeft aan dat het prima is, maar dat hij dan wel voor dag en dauw zal moeten opstaan. Pas verderop blijkt dat het gaat om een antwoord op de vraag of ze de volgende dag naar de vuurtoren zullen gaan. De zoon leeft helemaal op van dit positieve antwoord. Hij was bezig met het uitknippen van plaatjes uit een tijdschrift. Het lijkt een terloops antwoord op een vraag, maar het is juist dit terloopse dat in dit verhaal haast mythische proporties krijgt in ‘To the lighthouse’ van Virginia Woolf.

Mr. Ramsay, haar echtgenoot, is namelijk van mening dat het helemaal niet prima is, omdat het de volgende dag slecht weer zal zijn. Met een paar opmerkingen boort hij de hoop van de kleine jongen de grond in en valt er een schaduw over de kamer waarin de personages zich bevinden. Al in enkele pagina’s is duidelijk waar de spanning ligt. Vooral niet op het niveau van de gebeurtenissen, want er gebeurt niet zoveel in deze roman. De spanning ligt op het niveau van de relaties tussen de verschillende personages. Mrs. Ramsay haat haar man om dit soort pessimistische opmerkingen die alle hoop doet vervliegen. Ze ziet de teleurstelling van haar zoon en is ervan overtuigd dat hem deze teleurstelling de rest van zijn leven bijblijft. Daarom is het zo belangrijk wat er precies gezegd wordt tegen elkaar en daarom is ze soms zo blij als de dag voorbij is, de kinderen in hun bed liggen, zodat ze heel even niet meer hoeft na te denken over wat ze allemaal uitspreekt.

Het is precies deze eigenschap die ook iemand uit haar omgeving waarneemt, namelijk Lily Briscoe. In het laatste deel bevindt Lily zich in het half vervallen huis van de Ramsays, als mrs. Ramsay al overleden is. Zij denkt terug aan deze vrouw en merkt op: ‘That woman sitting there, writing under the rock resolved everything into simplicity; made these angers, irritations fall off like old rags; she brought together this and that and then this, and so made out of that miserable silliness and spite (she and Charles squabbling, sparring, had been silly and spiteful) something – this scene on the beach for example, this moment of friendschip and liking – which survived, after all these years, complete, so that she dipped in to it to refashion her memory of him, and it stayed in the mind almost like a work of art.’ Hiermee maakt Lily van deze sociale vaardigheid van Mrs. Ramsay een kunstwerk. Dat is veelzeggend, omdat het juist Lily is die kunstenaar is en schilderijen maakt. 

Niet alleen hierin ligt de essentie van dit meesterwerk van Woolf, dat toch een ode is aan de verbindende vrouw die al breiend een eindeloze stroom aan gedachten heeft, de meeste daarvan niet uitspreekt, zoveel moeite heeft met haar tirannieke man die vooral sympathiek gevonden wil worden, maar ondertussen anderen kleineert en zonder enig probleem op de zielen van anderen trapt. De essentie ligt ook in de voortdurende stroom van gedachten die zich vaak herhalen, maar ook veranderen, onderhevig zijn aan stemmingen. Je leest niet alleen de gedachten van mrs. Ramsay, ook die van mr. Ramsay en de andere personages. Je ziet hoe het mrs. Ramsay lukt om ondanks alles van haar man te houden en toch haar waardigheid te behouden, juist door heel veel niet uit te spreken, maar alleen te kijken, te glimlachen, zoals het eerste deel ‘The window’ eindigt: ‘And smiling she looked out of the window and said (thinking to herself, Nothing on earth can equal this happiness) – ‘Yes, you were right. It’s going tob e wet tomorrow’. She had not said it, but he knew it. And she looked at him smiling. For she had triumphed again.’ Het is ongelooflijk hoe deze ogenschijnlijke futiliteit, wel of niet morgen naar de vuurtoren gaan, een hele roman lang de rode draad kan zijn waaromheen zich een wereld aan karakters en gedachten openbaart.

Het lijkt erop dat de vuurtoren niet alleen een vuurtoren is, maar ook een verwijzing naar iets hogers: het licht dat blijft schijnen, als een baken, onaantastbaar voor stemmingen en tijd: 
“She stopped knitting; she held the long reddish-brown stocking dangling in her hands a moment. She saw the light again. With some irony in her interrogation, for when one woke at all, one’s relations changed, she looked at the steady light, the pitiless, the remorseless, which was so much her, yet so little her, which had her at its beck and call (she woke in the night and saw it bent across their bed, stroking the floor), but for all that she thought, watching it with fascination, hypnotized, as if it were stroking with its silver fingers some sealed vessel in her brain whose bursting would flood her with delight, she had known happiness, exquisite happiness, intense happiness, and it silvered the rough waves a little more brightly, as daylight faded, and the blue went out of the sea and it rolled in waves of pure lemon which curved and swelled and broke upon the beach and the ecstasy burst in her eyes and waves of pure delight raced over the floor of her mind and she felt, It is enough! It is enough!” Het is alsof het licht van de vuurtoren haar geest binnendringt en haar een bijzonder gevoel van vreugde geeft.

Ook in het tweede deel, ‘Time passes’, waarin het huis verlaten is door het gezin en half uit elkaar lijkt te vallen, speelt het licht van de vuurtoren nog een belangrijke rol: ‘Only the lighthouse beam entered the rooms for a moment, sent its sudden stare over bed and wall in the darkness of winter, looked with equanimity at the thistle and the swallow, the rat and the straw. Nothing now withstood them; nothing said no to them. Let the wind blow; let the poppy seed itself and the carnation mate with the cabbage. Let the swallow build in the drawing-room, and the thistle thrust aside the tiles, and the butterfly sun itself on the faded chintz of the armchairs. Let the broken glass and the china lie out on the lawn and be tangled over with grass and wild berries.” Het is alleen het licht dat blijft schijnen, hoe dan ook, wat er allemaal aan het huis en het landschap verandert.

Meesterlijk is hoe Woolf de gebeurtenissen die er in de meeste romans juist wel toe doen en breeduit worden belicht, slechts terloops noemt, zelfs tussen haken, alsof ze de stukken ook weg had kunnen laten. Zo krijg je en passant (tussen haken) mee dat zoon Andrew in de oorlog is omgekomen, maar dat is niet wat er wezenlijk toe doet. Het gaat om de afdruk die deze gebeurtenis achterlaat. Het is niet meer mogelijk onbevangen naar de zee te kijken, of naar de kinderen die handjesvol gras naar elkaar gooien: “Then again silence fell; and then, night after night, and sometimes in plain midday when the roses were bright and light turned on the wall its shape clearly, there seemed to drop into this silence, this indifference, this integrity, the thud of something falling.
[A shell exploded. Twenty of thirty young men were blown up in France, among them Andrew Ramsay, whose death, mercifully, was instantaneous.] At that season those who had gone down to pace the beach and ask of the sea and sky what message they reported or what vision they affirmed had to consider among the usual tokens of divine bounty – the sunset on the sea, the pallor of dawn, the moon rising, fishing-boats against the moon and children pelting each other with handfuls of grass – something out of harmony with this jocundity, this serenity. There was a silent apparition of an ashen-coloured ship for instance, come, gone; there was a purplish stain upon the bland surface of the sea as if something had boiled and bled, invisibly beneath. This intrusion into a scene calculated to stir the most sublime reflections and lead to the most comfortable conclusions stayed their pacing. It was difficult blandly to overlook them, to abolish their significance in the landscape; to continue, as one walked by the sea, to marvel how beauty outside mirrored beauty within.”

Hierin schuilt de grote betekenis die Virginia Woolf heeft voor de literatuur: de verschuiving van de aandacht van allerlei spannende gebeurtenissen naar al die ogenschijnlijk onbelangrijke handelingen – het strikken van schoenveters, de terloopse blik uit het raam, de paar woorden die uitgewisseld worden – waarmee de dagen van de meeste mensen gevuld zijn en die juist bepalen wie zij zijn en hoe zij naar elkaar kijken. Woolf beschrijft dit proces van verschuiving in de literatuur ook in haar ‘Room of one’s own’: hoe het de vrouwelijke auteur is die hiermee geschiedenis schrijft. Eeuwenlang trok de man erop uit en schreef over zijn avonturen. Ondertussen bleef de vrouw thuis. Haar avonturen bevonden zich op een heel ander niveau, waarin de kleinste verschuiving van een blik of beweging binnenskamers er al toe kon doen. Dat vraagt om andere literatuur. Ik ken weinig auteurs die de essentie van het leven op deze manier vangen, zoals Woolf dat doet: in een stroom van gedachten, die meedeint op de bladeren in de wind, de golven van de zee, het voortschrijden van de tijd.


Dietske Geerlings
Share by: