Blogopmaak

Eerste indruk 'Lof der zotheid' van Hanz Mirck

Olivier Heikoop (leerling vwo 4 Baudartius College Zutphen)

Lof der zotheid
 
Een stad is de opwindende geur van wat er leeft:
 een eeuwenoude beerput die men vond. Altijd al
 archeoloog willen worden, wroeten in stront
 van 400 jaar oud – wat voorbij is leeft pas echt

Wat een zilversmid wegsmeet wordt gekoesterd,
 de ring van wie zijn huwelijk afdeed is plotseling
 waardevol. Deze stad heeft waardevolle mest,
 geschiedenis is de rente van het verlies van alles

Dus geef alles wat je hebt, en alle weerklank is dof
 vallen van modder, lof der zotheid. Vergeet
 je liefde, kies de muze, verlies alles en deze stad

maakt er stront van. Over 400 jaar graven ze het op,
 houden het als goud in de lucht: ik ken de geur van zulk
 leven, het smaakt bedorven, riekt naar de dood
 
De titel bestaat uit twee elementen, lof en zotheid, verbonden door het voorzetsel “der”, wat van de betekent. Een betekenis voor lof is het prijzen van iets, in dit geval de zotheid of gekkigheid. Eigenlijk is dit precies wat Mirck doet in het gedicht, hij prijst de stad om een van zijn gekkigheden, zijn verborgen verleden. 
In de eerste versregel vergelijkt hij een stad met “de opwindende geur van wat er leeft”. Zo’n geur kan op verschillende manieren opwindend zijn, het kan simpelweg lekker ruiken, het kan je een nostalgisch gevoel geven of het kan andere emoties opwekken. Dit laatste wordt beaamd in de volgende versregel, aangezien het gaat om een eeuwenoude beerput, is het dus waarschijnlijk geen lekker geurtje. Mirck vertelt dat hij altijd al archeoloog had willen worden, hieruit is af te leiden dat de “stront”-geur hem opwekt en misschien wel nieuwsgierig maakt. Want, zo zegt hij, “wat voorbij is leeft pas echt”.
De volgende strofe licht deze spreuk toe. De ring van wie zijn huwelijk afdeed is waardevol, een vondst als deze draagt een enorme historische context. Het geeft informatie over relaties van 400 jaar geleden, maar belangrijker; het object heeft een eigen verhaal. Dit verhaal kan de ring nooit ontnomen worden en de ring zal dit altijd bij zich dragen. Persoonlijk denk ik dat deze opvatting het best de plaats van het woord “rente” in de volgende versregel kan vervangen. Geschiedenis is immers alles wat overleden is en verloren is geraakt. 
Zo komt het dat de stad waardevolle mest heeft. Herinneringen, emoties en verhalen liggen eeuwen onder de grond, totdat iemand, niets wetend over de achtergrond van deze objecten, het bij toeval opgraaft. De eerlijke vinder kan alleen nog maar fantaseren.
Aangekomen bij de derde strofe, begint Mirck te praten tegen “je”. Wie deze “je” is, is verder onbekend. Er zijn een paar mogelijkheden wie of wat er bedoeld kan worden. De eerste mogelijkheid is de lezer zelf, de tweede is men in het algemeen en tot slot kan het ook nog over een voorwerp uit de tekst gaan. Bijvoorbeeld de ring of de stad. Het is dus aan de lezer om in te vullen wat hij of zij denkt dat het beste past. Dit idee is erg mooi, omdat de “je”, net als de ring, een oorspronkelijke bedoeling of betekenis had die alleen de makers ervan (Hanz Mirck en de zilversmid) weten. Alsof de lezer het gedicht zelf opgegraven heeft. Ook heeft Mirck zichzelf op deze manier verbonden aan de zilversmid alsof het gedicht zijn goud is. Dit zou dan weer een mooie aanvulling zijn in de een na laatste versregel.
 Verder komt in de derde strofe de titel terug. De zin; “…en alle weerklank is dof
 vallen van modder, lof der zotheid.” zet een bepaalde sfeer. Als je het gedicht leest, denk je dat er slechts een dof geluid wordt opgenoemd, het vallen van modder. Echter wordt dit versterkt door de woordkeuze. Door de korte klank van de -o- in “dof”, “modder”, “lof” en “zotheid” klinkt het dus letterlijk dof. De titel krijgt zo een vale, ondergrondse ondertoon, wat weer overeenkomt met het onderwerp.
 Het “verliezen van alles” in de volgende regel kan ook weer meerdere opvattingen hebben. Het kan iets betekenen van; laat alles los en laat je gaan, als in “vergeet je liefde, kies de muze”. Eveneens kan Mirck bedoelen dat je al het tastbare moet verliezen, zodat het, net zoals de ring, vervolgens een paar eeuwen later weer opgegraven kan worden.
 
De eerste zin van de vierde strofe is als het ware een kleine samenvatting van alles wat ik heb beschreven: “… en deze stad maakt er stront van. Over 400 jaar graven ze het op, houden het als goud in de lucht:..”. Vervolgens krijgen we te maken met een persoonlijke ervaring van Mirck: “ik ken de geur van zulk leven, het smaakt bedorven, riekt naar de dood”. Hij verwerkt zo nogmaals het overlappende element van deze bundel: “het einde” en “de dood”. Ook sluit hij het gedicht af met de conclusie dat alles uiteindelijk, ongeacht de smaak en geur, naar boven komt met het oorspronkelijke verhaal, maar door iedereen anders geïnterpreteerd kan worden.

(Opmerking Dietske Geerlings, docent van Olivier: het idee van een 'Eerste indruk' is afkomstig van www.ooteoote.nl waar ik zelf regelmatig voor schrijf. Je bespreekt het gedicht helemaal op zichzelf, buiten de context van de bundel of gegevens over de dichter zelf. Leerlingen maken eerst analyses op basis van technische aspecten, zoals rijm, metrum, stijlfiguren en beeldspraak, maar mogen voor een eindopdracht kiezen uit verschillende vormen van besprekingen van een of meerdere gedichten. Het kan een recensie zijn, waarbij een hele bundel wordt besproken, of enkele gedichten daaruit, maar ook een eerste indruk, waarbij de focus ligt op het betekenis geven aan één gedicht. Omdat ik zelf merkte dat leerlingen bij het analyseren van de techniek soms afdwalen van de betekenis van een gedicht, en ik zelf bij het schrijven van een Eerste Indruk heel erg gefocust ben op die betekenis, leek het mij goed om deze vorm ook als mogelijkheid aan leerlingen aan te bieden)
 


Share by: