Blogopmaak

Een realistische en neoromantische vaart op de Johanna Maria
Javan Kassenaar (leerling vwo 5 Baudartius College)

In Het fregatschip Johanna Maria wordt de levensloop van het niet-bestaande schip, de Johanna Maria gevolgd. Een fregatschip is een type zeilschip dat aan alle drie zijn masten een ra, dwarsbalk waar het zeil aan bevestigd kan worden, heeft hangen. De Johanna Maria is een groot en trots schip en wanneer het te water wordt gelaten in 1865 maken we voor het eerst kennis met de hoofdpersonen. De eerste kapitein van het schip, Kapitein Wilkens en de zeilmaker, Jacob Brouwer. Zij dienen eerst samen op de Johanna Maria, maar nadat bijna de gehele familie van Wilkens overleden is en hij zichzelf van het leven heeft beroofd, focust het verhaal zich verder op Brouwer en het schip. Het wordt een aantal keer verkocht, eerst aan de Noren en daarna aan Russen. Later wordt het steeds meer verkocht tot het uiteindelijk in de Caraïben terechtkomt. Een groot deel van de reizen is Brouwer aanwezig op het schip, slechts enkele reizen niet, meestal door geschillen met de kapitein. Aan het einde van het boek heeft Brouwer genoeg gewerkt en gespaard om het schip te kopen en het terug naar Amsterdam te krijgen, iets waar hij al het hele boek naar verlangt. Het schip en Brouwer zijn onderhand oud geworden en uiteindelijk ligt het in een opslagplaats, vlak bij de plek waar het te water is gelaten. Brouwer woont op het schip samen met zijn vrienden, Meeuw, met wie hij veel heeft gevaren en Avery, met wie hij later op zijn reizen vrienden mee is geworden. Langzamerhand moeten de drie vrienden allemaal het schip verlaten, de een om verveling, de ander om een ongeluk op het schip. In het hele boek zijn kenmerken van twee stromingen te vinden: de neoromantiek en het realisme.
 
De realistische kenmerken zijn door het hele boek te herkennen. Al vanaf het begin is het duidelijk dat de schrijver goed onderzoek heeft gedaan naar hoe een fregatschip eruitziet en welke namen alle onderdelen hebben. Dit zorgt ervoor dat je je goed een beeld kan vormen ver hoe het schip eruit zou hebben gezien. Een goed voorbeeld hiervan is te zien wanneer de Johanna Maria in een storm terechtkomt en er precies wordt gehandeld, zoals er op een echt fregatschip gehandeld zou worden. "Hij was nauwelijks naar beneden gegaan toen de buitenkluiver lossloeg en met geluid van knallen het jaaghout scheef wrong. Drie man waren tot donker bezig om hem te bergen, met bezorgdheid door Bos gadegeslagen, want zij dompelden soms tot over het hoofd in het water.” (‘Het fregatschip Johanna Maria', p. 50) Deze alinea beschrijft hoe, vlak nadat Brouwer was gaan slapen, een van de zeilen lossloeg en het verlengstuk van de boegspriet (het jaaghout) krom sloeg. Dit kwam door de onvoorzichtigheid om niet dit zeil op tijd te bergen tijdens een storm, waardoor het desastreuze gevolgen kan hebben.
 
Vanaf het begin krijgen we ook al veel te weten over de eerste kapitein, Jan Wilkens en over de zeilmaker, Jacob Brouwer. Doordat we veel te weten komen over het privéleven van beide mannen merk je al snel wat de redenen zijn voor beide mannen om te gaan varen. Kapitein Wilkens om geld te verdienen, eerst voor zijn moeder, die al overleed voor hij terugkwam van zijn eerste reis en later voor zijn vrouw en zonen. Brouwer ging zeilen om te ontsnappen aan het geweld van zijn vader en is daarna blijven zeilen. Doordat we dit te weten komen kan de lezer zich steeds meer inleven in de karakters. Dit is ook weer een kenmerk van het realisme, omdat we nu weten wie de personages zijn en zij steeds realistischer lijken.
 
Iets wat vooral voorkomt in het gematigd realisme is dat een verhaal een goed einde heeft. Dat is bij Het fregatschip Johanna Maria ook zo voor Brouwer. Het lukt Brouwer namelijk om uiteindelijk de Johanna Maria te kopen, iets wat hij heel graag wilde. Voor Wilkens eindigt het echter wat minder goed, al na zijn eerste reis sterft zijn moeder en langzamerhand sterven al zijn kinderen. Wanneer hij terugkomt van een reis hoort hij dat zijn vrouw naar een gesticht is gebracht, begint hij aan zijn laatste reis en berooft hij zichzelf van het leven vlak voordat het schip terugkeert in de haven. Dit kenmerk is dus maar deels zichtbaar in dit boek.

Behalve realistische kenmerken zijn er ook heel wat neoromantische kenmerken te vinden in het gehele verhaal. Zo verlangen zowel Brouwer als Wilkens naar dingen die schijnbaar onhaalbaar zijn, wat een groot kenmerk is voor de neoromantiek. Brouwer verlangt, na een lange tijd op de Johanna Maria gevaren te hebben onder allerlei verschillende kapiteins, om de Johanna Maria te kopen en als eigenaar te varen. Wanneer hij zich dit realiseert, gaat hij rekenen hoe lang hij moet sparen om dat voor elkaar te krijgen. Hij beseft voor het eerst dat hij het schip verlangt te bezitten wanneer hij de zoon van een oude vriend en scheepsmaat het schip laat zien. "Nadat zij afscheid van elkander hadden genomen bleef Brouwer op de wal in gedachten staan; onder het spreken was het hem plotseling klaar geworden dat hij dit schip en geen ander verlangde te bezitten." (‘Het fregatschip Johanna Maria', p. 68-69) Dit is tegelijkertijd een ander kenmerk van de neoromantiek, namelijk het verlangen naar een ideaal. Tijdens deze passage wordt duidelijk dat Brouwer een leven op de Johanna Maria met hem als eigenaar ideaal zou vinden. 
Voor Wilkens is het doel waar hij naartoe werkt echter wel onhaalbaar. Hij verlangt er namelijk naar dat hij voor zijn familie kan zorgen en ervoor kan zorgen dat ze het allemaal goed hebben. Dit is echter niet haalbaar, omdat hij zoveel weg is om geld te verdienen. Langzamerhand sterven al zijn zonen en uiteindelijk wordt ook zijn vrouw naar een gesticht gebracht. Omdat hij bijna elke reis wegging zonder te weten of hij zijn vrouw of kinderen er nog zouden zijn wanneer hij terugkomt, haast hij zich op elke reis en behandelt hij het schip slecht.
 
Ook de onvrede met het hier en nu is neoromantisch. Het hier en nu is in dit geval de jaren twintig en begin jaren dertig van de twintigste eeuw. Dit boek gaat terug naar de tijd dat de zeilschepen nog een monopolie hadden op de zeeën, in tegenstelling tot de tijd waarin dit boek is geschreven, waar metalen slagschepen de grootste macht hadden op zee. De slagschepen van die tijd handelden echter niet, wat de meeste zeilschepen wel deden. Dit is dus ook onvrede over de afname van de handel met andere landen over de zee. Van Schendel schept met dit boek een blik terug op de tijd dat de zeilschepen nog de dienst uitmaakten en geeft de zeilschepen, met name het type van de Johanna Maria, het fregatschip, als een sterk type schip weer.
 
Van beide stromingen zijn dus veel kenmerken aanwezig in het boek. Van het realisme is het vooral aanwezig dat het schip erg realistisch is beschreven en goed overeenkomt met historische fregatschepen. Ook tijdens stormen wordt erg realistisch gehandeld, zo worden bijna alle zeilen geborgen en wordt het stormzeil gehesen. Ook is wordt het de lezer erg makkelijk gemaakt om zich in te leven in de hoofdpersonen en het verhaal zo realistischer te maken. Doordat het zo makkelijk is om je in te leven in de karakters, worden de verlangensvan de karakters ook erg duidelijk. Dit is dan weer een kenmerk van de neoromantiek. Deze verlangens lijken onhaalbaar, hoe kan een simpele zeilmaker immers genoeg geld verdienen om een heel schip te kopen en hoe kan een man die het grootste deel van het jaar weg is zijn familie onderhouden. In het geval van Brouwer is het toch gebeurd, maar in het geval van Wilkens is het inderdaad onhaalbaar gebleken. Dit boek is dus niet te plaatsen in of het realisme of de neoromantiek, omdat er van beide stromingen veel kenmerken in het boek zitten.
 
 
Bronvermelding:
 
Van den Berg, D. (2020). Literatuur V5. Zutphen: Baudartius College
Van Schendel, A. (1930). Het fregatschip Johanna Maria. 


Share by: