Blogopmaak


Zoals je kijkt in een gebroken spiegel

Manja Croiset, ‘Mijn leven achter onzichtbare tralies’

Een klein meisje klimt wankel een duin op, achter haar vader aan, die bovenop de top staat en, van haar afgewend, uitkijkt, zijn hand boven zijn ogen. Het is een ontroerend beeld waarop, als je goed kijkt, in het zand onder de kleine voetjes de titel van de bundel met lyrisch proza van Manja Croiset is te vinden: ‘mijn leven achter onzichtbare tralies’. Het kind worstelt zich dapper naar boven op veel te kleine voetjes, op weg naar de liefde en veiligheid van de ouder. De liefde van de ouder is er wel, maar de ouder staat met het gezicht afgewend van het kind, vangt de signalen niet op, kijkt uit over de rest van de wereld. 

Dit is ook het beeld dat je als lezer krijgt door de fragmenten waaruit de bundel bestaat. Croiset waarschuwt: ‘Vanzelfsprekend is de waarneming van de in dit boekje beschreven gebeurtenissen subjectief.’ Natuurlijk, want ook op de foto van de cover zijn geen tralies te zien tussen het kind en de vader, maar het kind, eenmaal volwassen geworden, ervaart het leven als achter tralies. De ondertitel luidt: ‘herinneringen aan en uit mijn kindertijd; nieuwe grammaticale vorm onverwerkt verleden tijd’. Die woorden zijn veelzeggend. Wat de lezer te wachten staat, zijn herinneringen. Mooi is de woordspeling ‘onverwerkt verleden tijd’, een variant op bijvoorbeeld de voltooid en onvoltooid verleden tijd, zoals die in de grammatica bestaan. De toon is gezet, want uit de herinneringen zal blijken dat het verleden misschien wel voltooid is, maar nog lang niet verwerkt. 

De nieuwe grammaticale vorm blijkt meerduidig, want de fragmenten zijn ook qua stijl in een nieuwe vorm gegoten. Nergens komt interpunctie voor, zinnen beginnen vaak, maar niet altijd op een volgende regel. Volledige zinnen worden afgewisseld met telegramstijl. Het gaat, zoals het met herinneringen gaat: ze komen in flarden, roepen andere op, maar vaak te snel om ze in alle volledigheid weer te geven. In het ‘Ten geleide’ geeft Croiset aan dat de scheidslijn tussen het nu en toen soms wegvalt. Je kunt een herinnering ophalen, maar je kunt ook in de herinnering afdalen, waardoor je je weer precies zo voelt als toen. Herinneringen komen ook niet in chronologische volgorde en ze mengen zich met associaties. Behalve de onverwerkt verleden tijd is er ook ‘donker tegenwoordige tijd’. De geur van kaarsen brengt haar weer terug naar vroeger. Ze voelt haar ogen branden ‘van de/ open haard daar is niets/nostalgisch aan gewoon/eigentijdse ellende’.

Het motto,‘het is beter jong te sterven dan lang te lijden’, zegt genoeg over hoe de auteur het leven ervaart. Het duurt te lang, het is een lijdensweg. Bij het eerste fragment waarbij een klein meisje op een tafeltje voor de vensterbank klimt en bijna het raam uit valt, haar moeder haar nog net bij haar enkel grijpt, wordt de betekenis van het motto wel heel wrang: had het kleine meisje uit het raam moeten vallen om te ontkomen aan al het lijden dat nog op haar pad zou komen? De lezer was gewaarschuwd. In het laatste hoofdstukje wringt de geschiedenis. Je leest het verhaal van de moeder. In de oorlog zou zij het bericht hebben gekregen dat ze zich moest laten steriliseren. Dan zou zij haar ster af mogen doen. De Duitsers zouden tegen haar hebben gezegd: ‘Je hebt toch al een kind’. Ook hier schrijnt weer de betekenis van het motto: anders zou Manja nooit geboren zijn! Onder dit fragment staat een kanttekening. Haar 90-jarige moeder weerspreekt het en komt met een andere versie. De dochter vertrouwt echter haar eigen geheugen meer dan dat van haar moeder. Hier zie je mooi dat herinneringen subjectief zijn en verhalen die worden doorverteld en vervolgens herinnerd, al helemaal niet meer goed te verifiëren zijn.

In het tweede fragment wordt en passant een groot trauma blootgelegd. Het kleine meisje kruipt op de spiegel die haar moeder bij het schoonmaken even op de grond had gelegd. De spiegel breekt. Later weet ze dat de spiegel van haar vergaste grootmoeder is. Ze is het kind van een moeder die in de oorlog haar hele familie heeft verloren. 

Er is veel onbegrip. Het meisje is vaak bang: voor de ‘grote kindervriend’, een vieze man die soms langs kwam, voor het ziekenhuis, voor de telefoon, voor snoepjes die ze van vreemden krijgt aangeboden en voor het water en de zwemles. Haar angsten worden lang niet altijd begrepen, soms wordt er om gelachen, en dan probeert ze haar angsten te verbergen, want meestal is haar schaamtegevoel nog groter dan de angst. Veel wordt doodgezwegen, er wordt zelden iets uitgelegd, waardoor de angst alleen maar groeit.

Tussen de regels door is er ook liefde van en voor haar ouders te voelen: ‘pappa’s personeel verafgoodde en vreesde hem/dat geldt ook voor zijn dochtertje/een zorgzame tiran’. En voor haar moeder: ‘als ik huilend van de kou uit school thuis kwam/nam mamma mijn handen onder haar oksels/en warmde ze zo/niet alleen warmte maar ook troostrijk/toch een moeder’. Opvallend is hier dat in het eerste fragment ‘zijn dochtertje’ staat en in het tweede ‘ik’. Het laat zien hoe het kind maar zelden samenvalt met zichzelf, omdat het zo weinig gezien wordt.

Het boek geeft in fragmenten een goed beeld van de naoorlogse periode: ‘zittend in de vensterbank/uitkijkend over het Leidseplein/was de wereld groot genoeg’. Vanuit datzelfde raam kon je ook de gevangenis zien waar haar vader in de oorlog had gezeten. Dat verhaal werd vaak verteld en ze was trots op haar vader, maar van haar grootouders had ze geen enkele foto en er was niets gebeurd, haar moeder had – zo leek het – niets meegemaakt. Er werd met geen woord over gesproken. Zelf voelt het meisje zich naamloos: ‘het stille kindje/gaat naar de lagere school/en komt thuis met haar/eerste rapport/de vader zegt met enige/verbazing in zijn stem/o dít kind kan ook leren.’ Ook verderop blijkt dat ze zich onzichtbaar voelde. Als zij haar zusje pijn had gedaan, werd het zusje getroost, maar zijzelf kreeg niet eens straf, was ergens weggekropen en niemand keek naar haar om.

Niet alles is voor de lezer even goed te volgen. Er worden regelmatig namen genoemd en de lezer moet dan maar raden dat het om zusjes gaat, vriendinnetjes, leraren van de school, enz. Daardoor is er geen twijfel mogelijk dat het hier om werkelijke, persoonlijke anekdotes en herinneringen gaat en geen fictieve. Waar voor de schrijfster tijdens het schrijven waarschijnlijke complete werelden worden opgeroepen, blijven het voor de lezer fragmenten, omdat die er niet bij was en het met de regels uit de bundel moet doen, al is het heel waarschijnlijk dat voor Croisets tijdgenoten ook echt de wereld van vroeger opengaat bij zoveel concrete details: o ja, zo ging dat toen. Er worden o.a. uitstapjes naar Zandvoort, naar Artis beschreven. 

Er is een afdeling ‘kinderjaren’, ‘Manja en klinieken’ en ‘Een ander hoofdstukje’. Tussen de delen is de scheidslijn dun, want ook bij ‘Manja en klinieken’ komen nog herinneringen aan haar vroegste jeugd voor. Het is schrijnend te lezen hoe zij werd opgenomen in een kliniek in Zeist, hoe haar vader haar daar aflevert. In een naschrift onder het fragment vertelt ze hoe ze later van hem hoorde hoe hij de auto, toen hij haar had afgeleverd, aan de kant van de weg had gezet en daar was gaan huilen. Dat heeft ze toen nooit geweten. Ze heeft altijd het gevoel gehad dat ze daar zo is weggezet, alleen met haar verdriet en angsten. Haar zusje werd getroost omdat ze voor haar examen was gezakt, wat indirect ook Manja werd verweten, omdat zij het gezin ontwricht zou hebben, maar Manja werd opgesloten. Hier waren de tralies overigens niet zo onzichtbaar.

Het boek eindigt met ‘hoe kon ik recht hebben/op angst en verdriet/na wat mijn ouders hadden doorstaan/en hoe de familie aan zijn einde was gekomen/zwak was ik en slecht/hoe vaak heb ik mijn moeder bits horen zeggen/ik ben geen Jodin ik ben Nederlands’. Het boek laat in vorm en inhoud schrijnend zien hoe een mensenkind vanaf de geboorte gevangen kan zijn, als de moeder tijdens het dragen van het kind nog in rouw is ondergedompeld en geen woorden heeft om het verdriet te delen. Het kind wordt slechts gespiegeld in een gebroken spiegel, waardoor het leven alleen nog maar uit vlijmscherpe stukjes bestaat, waaraan het kind zich voortdurend snijdt.


Share by: