Blogopmaak

‘Een vlucht uit dit gedoemde land’

 

Bespreking van ‘De legende van Gwaraith’ van Joey Frinking


Voor mij was lange tijd onduidelijk waarom ik zo’n moeite had met fantasy-boeken. Ik heb mijzelf een poos wijsgemaakt dat het vaak dikke boeken zijn en ik een langzame lezer ben, maar sinds ik alle delen van ‘A la recherche du temps perdu’ van Proust in vertaling heb gelezen, kan ik mij daarop nog moeilijk beroepen. Heb ik te weinig fantasie om mij mee te laten voeren in deze bijzondere werelden? Omdat ik veel mensen ken die dol zijn op fantasy, onder wie veel leerlingen, is het bij mij altijd een beetje blijven wringen. Waarom ben ik zo dol op boeken, maar helemaal niet op fantasy? Nu heb ik een leerling in vwo 6 die eind 2021 zelf ‘De legende van Gwaraith’ schreef en uitgaf. Omdat ik veel van zijn schrijfsels waardeer die hij voor de lessen Nederlands schreef, leek mij dit een uitgelezen moment om mijn leespatroon te doorbreken. Een boek van een leerling zou ik namelijk altijd uitlezen.

 

En zo gebeurde het. ‘De legende van Gwaraith’ begint met een overzicht van verschillende talen: het Vlireens, Nialstrawka, Gwaraithaans, Faranashijns en Vanehereens, niet allemaal woorden die je nu zo eenvoudig uitspreekt. Het spreekt tot de verbeelding: de auteur heeft diverse talen bedacht met de daarbij behorende uitspraken. In een interview in de Stentor zegt Frinking ook dat hij het leukste van dit genre vindt dat hij alles zelf kan bedenken. Dit plezier is duidelijk te merken in het boek. Hij beschrijft allerlei plaatsen en nederzettingen tot in de details, die je zó voor je geestesoog ziet verschijnen: ‘Maar toen zagen ze het. Rechts van hen waren de wolken en de lucht donkerder. En helemaal in de verte, in die omgeving, was een lichtgevend fenomeen te zien. Constant flitste het in de verte en de zwarte lucht werd blauw opgelicht, alsof er een kaars met een blauwe vlam was neergezet, terwijl er een harde wind woei. Het waren de Bliksemvelden.’ Als de reizigers de Bliksemvelden naderen, voelen ze zich vreselijk, alsof duistere krachten hun geest verscheuren. Er worden veel verschillende ruimtes beschreven in het boek, ondergrondse werelden met steile trappen en onpeilbare diepten, of landschappen met eindeloos veel bomen.

 

Het verhaal begint met de jonge man Guemor, die de deur opent voor een onbekende vrouw, Tasar, die hem vraagt mee te gaan op reis. Guemor wil niets liever dan dat, omdat hij graag wil vluchten uit ‘dit gedoemde land’. Vervolgens begint een reis door allerlei verschillende landschappen. Er zijn plekken waar zij aangevallen worden door monsterlijke wezens. Hier herken ik duidelijk elementen uit het horrorgenre: er zijn twee belangrijke hoofdpersonen en daaromheen bevinden zich enkele ‘inwisselbare’ figuren, die zij tegenkomen, maar aan wie je je als lezer minder hecht, waardoor het enigszins draaglijk is als zij – in tegenstelling tot de hoofdpersonen – het slachtoffer worden van de monsters. Misschien is dit genre verbonden met het oude heldenverhaal, waarbij het toch in elk geval de held is die hoe dan ook moet overleven? Het verhaal wordt voortgestuwd door de vraag wat het precies is dat Guemor en Tasar verbindt. Voor mij is dat te geruststellend en tegelijkertijd te gruwelijk, omdat het een voorzienigheid impliceert die in het echte leven ontbreekt. Bij horrorfilms lijd ik ook aan een schuldgevoel, omdat er zoveel slachtoffers zijn met wie ik nauwelijks heb meegeleefd. Als boetedoening had ik dan graag afscheid genomen van de held.

 

Het is niet heel ingewikkeld om je mee te laten voeren door het verhaal, ook al is er sprake van veel fantasie-elementen, en dat is toch zeker een verdienste van de auteur, die door zijn manier van schrijven overtuigend is. Ik heb er bewondering voor hoe het hele verhaal is uitgedacht, de verschillende werelden met hun geschiedenissen in elkaar passen en een wonderlijk geheel vormen. In zekere zin is de auteur van een fantasiewereld vrijer in het scheppen van zijn wereld dan de schrijver van realistische verhalen. Aan de andere kant verbaasde het mij juist dat er in dit genre toch nog zoveel wetten behouden zijn: de wezens communiceren met elkaar via talen, naar mijn weten was ook de zwaartekracht van toepassing, terwijl die toch niet op alle planeten zo vanzelfsprekend is. Er is goed en kwaad, vriendschap en wraak. Bij mij roept dat de vraag op: in hoeverre kan een mens echt een wereld bedenken die totaal anders is dan de onze? Of wil het verhaal juist deze vaak onbewuste, maar wel ‘menselijke’ krachten uitbeelden in een nieuwe omgeving? Er klinkt immers ook regelmatig kritiek door op de wreedheid van sommige volken en de eindeloze keten van wraak, die doorbroken zou moeten worden.

 

Al met al heb ik echt plezier beleefd aan dit avontuur, omdat zo duidelijk is dat het verhaal met heel veel plezier geschreven is. Het is mooi om te zien hoe een jong mens in staat is nieuwe werelden te scheppen vanuit de oude en daarin eigen keuzes maakt. Hoezeer het mij ook deugd doet dat ik nu eindelijk een fantasy-boek heb uitgelezen, ik zal geen liefhebber worden van dit genre en dat heeft, zo denk ik, niet eens zozeer te maken met de fantasiewerelden en -wezens, maar vooral met de onsterfelijkheid van de held, terwijl ik zelf zo worstel met die van mijzelf en de dierbaren om mij heen.


Share by: