Blogopmaak

‘De granaten jankten een stervensmooie liefde’


Bespreking van 'De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels' van Guillaume Apollinaire


Misschien ontstaat juist op het slagveld de mooiste poëzie, daar waar de mens – in welk opzicht dan ook – in het nauw gedreven wordt, omdat dat de plek is waar de taal die de hele dag gebruikt wordt, tekortschiet, en de behoefte ontstaat de grenzen ervan te verleggen om het onnoemelijke te vangen. Guillaume Apollinaire schreef een groot deel van zijn gedichten in de loopgraven, tussen 1914 en 1918. Het is bijna niet voor te stellen hoe dat gegaan moet zijn, in de modder en verrotting, tussen de kadavers. Hij was zich volkomen bewust van de risico’s, en schreef naar zijn geliefden brieven, waaraan hij vaak gedichten toevoegde. Ook kreeg hij toestemming om zijn poëzie te bundelen met behulp van de stencilmachine van het leger. De schitterende vertaling van Kiki Coumans is nu, naast de oorspronkelijke tekst, te lezen in ‘De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels’.

 

Er zou een ander woord moeten bestaan voor het vertalen van poëzie. Een goede vertaling is veeleer een ‘herschepping’. Neem de regel waaraan de titel is ontleend: ‘Cette nuit est si belle où la balle roucoule’. Coumans vertaalt deze met ‘Deze nacht is zo mooi met zijn koerende kogels’. Het stafrijm in ‘belle’ en ‘balle’ vertaalt Coumans met de assonantie van ‘mooi’ en ‘kogels’. Het stafrijm zit in het Nederlands op een andere plek, namelijk bij de ‘koerende kogels’. In het Frans zijn die twee ook verbonden, maar dan door ‘le’, aan het einde van de twee woorden ‘balle roucoule’. De ‘koerende kogels’ passen daarnaast mooi bij het Franse ‘roucoule’, waarbij de herhaling van klank al in het woord zelf zit. De klankvondst wordt nog eens versterkt door het woord dat er niet staat, ‘vogels’, maar dat rijmt op ‘kogels’ en inhoudelijk geassocieerd wordt met het koeren van duiven. Opvallend is dat het ritme van beide regels nagenoeg overeenkomt. Met andere woorden: Coumans heeft een nieuwe combinatie van klankovereenkomsten gevonden die de oorspronkelijke tekst rechtdoet en tegelijkertijd ontstijgt. Vakmanschap heet dat. Daarom is het zo’n feest dat beide versies naast elkaar staan.

 

In de bundel zijn diverse beeldgedichten opgenomen, waarbij de typografie de inhoud versterkt, zoals het gedicht in de vorm van de Eiffeltoren, dat gaat over de tong die de mond van Parijs zal blijven uitsteken naar de Duitsers. Doordat je in rap tempo van boven naar beneden leest, heb je tegelijkertijd de ervaring van een tong die zich uitrolt. De kracht van de oorspronkelijke tekst zit niet alleen in het plezier dat ervan afspat, maar ook in het besef dat deze poëzie in gruwelijke omstandigheden tot stand is gekomen.

 

Apollinaire verbindt voortdurend de oorlog met liefde en schoonheid. In ‘Wonder van de oorlog’ beschrijft hij de lichtflitsen in de nacht:

 

Het is ook de dagelijkse apotheose van al mijn Berenices met hun

          haren als kometen

Die dubbel goudblonde danseressen zijn van alle tijden en alle

           rassen

Ze bevallen halsoverkop van kinderen die net genoeg tijd hebben

           om te sterven

 

Wat mooi toch al die lichtflitsen

Maar het zou veel mooier zijn als het er nog meer waren

Als het er miljoenen waren met net zo’n volledige en relatieve betekenis

           als letters in een boek

Toch is het even mooi als het leven zelf dat uit de stervenden wegglijdt

 

Zijn poëzie is onverschrokken. Soms lijkt zij haast een lofzang op de oorlog, waarin hij de opstelling van het zware geschut met cimbalen vergelijkt en de soldaten met dolverliefde cherubijnen, of met een fonkelend halssnoer van Frankrijk in bloedmooie kleuren. De dichter was halverwege de dertig toen hij zich in de loopgraven bevond. Hij heeft vijftien á zestien maanden in het leger doorgebracht, waarvan elf aan het front. In zijn vaak fragmentarische gedichten zie je de weerslag van dat onzekere bestaan: het voortdurende gevaar, de viezigheid van de loopgraven, het missen van de liefde. Tegelijkertijd zie je zijn drang tot vernieuwing van de poëzie: niet alleen in de typografie, het weglaten van interpunctie en het loslaten van complete zinnen, maar ook in de inhoud, waarin hij de technologische vernieuwingen bezingt: auto’s, bussen, maar ook de granaten, het prikkeldraad en het gifgas.

 

Behalve voor de oorlog heeft de dichter ook aandacht voor de natuur met haar boomkikkers, kikvorsen, padden, klaprozen en sperwers. Zijn poëzie raakt het diepst waar hij deze verbindt met de oorlog, de geliefde en uiteindelijk het hele universum:

 

Als een radeloze ster op zoek naar zijn seizoenen

Floot je je liefdesliedje o hart ontplofte granaat

En je duizend zonnen hebben de munitiewagens geleegd

Die de goden van mijn ogen in stilte vullen

 

We houden van je o leven en we tarten je

 

De granaten jankten een stervensmooie liefde

Een stervende liefde is mooier dan alle andere

Je adem zwemt in een rivier van opdrogend bloed

De granaten jankten

                                  Hoor de onze zingen

Een purperen liefde begroet door hen die zullen sterven

 

Doorweekte lente het nachtlichtje de bestorming

 

Het regent mijn ziel het regent maar het regent dode ogen

 

 

Dietske Geerlings

 

Guillaume Apollinaire – De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels. Vertaling Kiki Coumans. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk. 136 blz. €23,95

 


Share by: