In bevingen bestaan wij

I N   B E V I N G E N   B E S T A A N  W I J 

D i e t s k e   G e e r l i n g s

  • Titel dia

    Schrijf uw onderschrift hier
    Knop
  • Titel dia

    Schrijf uw onderschrift hier
    Knop

Paperback, 118 pagina's.

Omslag Dietske Geerlings.

Prijs €20,50.

Verkrijgbaar bij de boekhandel of via onderstaande knop.

Als e-book kosteloos te downloaden bij het tabblad e-books.



Bestellen

RECENSIE OP HEBBAN

Een intense leesbeleving, een boek dat zo nu en dan voelt als ‘gluren in het leven, in de ziel’ van de ik-persoon.
Deze novelle lees je niet in een keer uit, het is niet een eendagsvlinder. Je leest en herleest, het kruipt in je, het zit onder je huid, het blijft rondzingen in je hoofd.
Een intense ervaring


Lees recensie
quotesArtboard 1 copy 2

zonder enige pretentie ook maar iets te schrijven wat op een recensie zou lijken – wel even hier aandacht op een bijzonder werk – een novelle van DIETSKE GEERLINGS: in bevingen bestaan wij. voor mij een bijzondere leeservaring – omdat ik de laatste halve eeuw ongeveer – ik overdrijf een beetje – alleen maar gedichten heb gelezen. leg ik een arnon grunberg na 60 pagina’s meestal brommend weg met de woorden zoek het verder zelf maar uit jongen – dietskes novelle las ik in een ruk uit – als een lang gedicht – de poëtische filosofisch verankerde tussenregeltjes maken haar proza ook voor een dichter toegankelijk – je adem stokt soms in je keel bij het lezen – dietske weet in pijn te schrijven – een boek op leven en dood geschreven en te lezen.

Pom Wolff (op www.pomgedichten.nl)

NET VERSCHENEN

ALVAST VIER VOETNOTEN:


1. Ik kan het wel begrijpen, maar er nog steeds niet aan wennen dat kinderen die voor mijn gevoel nog maar net op deze aarde rondlopen, er liever niet meer willen zijn. Zonder de gesprekken met hen en zonder het verlies van die paar lieverds die voor altijd in mijn hart zijn, zou ik het beest over het hoofd hebben gezien, want juist op de rand van ons bestaan loopt het kwaad met zijn grijnzende kop heen en weer. Met lood in mijn ziel heb ik geschreven. Voor wie eigenlijk? En waar is het begonnen? Misschien toch bij de struikelstenen in de stoep voor de hoge panden?



2. Weet Stefan Hertmans wel hoe inspirerend zijn boeken en essays zijn? Ze nodigen uit tot alsmaar verder lezen en onderzoeken. Ik koester het wonderlijke toeval met de sneeuwdoosjes en het spoor naar Walter Benjamin. Door Hertmans begon ik aan Arendt, ging ik verder met Levi, Antelme, Debreczeni. Kun je de doden bedanken voor de gesprekken in je hoofd?



3. Zonder het poppenhuis waarmee lang geleden mijn lieve tante bij me op de stoep stond, zou mijn boek geen fundament hebben gehad.



4. Mijn boek is verschrikkelijk. Lees maar niet.





quotesArtboard 1 copy 2


(zomaar wat gedachten bij het lezen)

Ieder zal eigen associaties hebben bij het lezen van dit verhaal. Er is heel veel om over na te denken. Een boek om te lezen en te herlezen.

Mijn gedachten gingen (zoals eerder dit jaar toen het in januari sneeuwde) naar Carry van Bruggen. Haar roman Eva (uit 1927) begint met de eerste sneeuw van het nieuwe jaar, de eerste sneeuw van de nieuwe eeuw zelfs. “Bevingen” begint met de kleine glazen bolletjes waarin het sneeuwt als je er mee schudt.

Maar Van Bruggen kwam vooral bij mij op waar de hoofdpersoon twee keer over de bijna afwezige echtgenoot/vader in het verhaal denkt: ‘en ik zal mij tot hem moeten verhouden’, ‘ik zal mij, hoe dan ook, tot hem moeten verhouden’.

Opvallend vond ik dat de vrouw en haar kinderen, ook het kristallen ijsmeisje,  naamloos blijven in het verhaal. Terwijl het verhaal juist ook gaat over het niet uitwissen van de namen. Over de verschikkingen van de tot nummers gemaakte mensen, die weer bij name genoemd worden op de Stolpersteinen. De bijna afwezige echtgenoot/vader in het boek heeft wel een naam: Baruch. Ik zocht naar de betekenis van die naam. De gezegende. Het licht in het poppenhuis gaat aan het einde van het verhaal uit.  ‘Er zit een draadje los’, zegt Baruch, ‘ik zal er morgen naar kijken.’ 

Het is bepaald geen licht verhaal. En toch, ik lees daarin dat er nog hoop gloort in de nacht.

En ook: er is werk aan de winkel, voor gezegende mensen!

Ga het lezen.




Corina Terlouw

ALS HOOFDEN ONTSPOREN, KETST DE TAAL AF OP HET IJZER. DE WAGONS DENDEREN EEN KANT OP WAARVAN NIEMAND DE BESTEMMING KENT.

ROMAN | Er staat geschreven dat het kind wordt geweven in de schoot van de moeder. Dat is precies hoe het voelt: het zachte trekken in de buik, alsof aan de binnenkant een weefster de draden spant waartussen het kind kan groeien. In het begin voelde ik maar één lichaam, namelijk dat van mij, zelfs als mijn buik voorzichtig opbolde en ik dat zachte trekken voelde. Het behoorde mij toe, zoals mijn hart, mijn lever, mijn nieren.

Ergens moet dat veranderd zijn. Ik herinner me dat ik mijn hand op mijn buik legde en er vanbinnen een ander naar mijn hand bewoog. Dat was ik niet zelf, ook al bevond het zich in mij. Er was iemand die bij me aanklopte. Van bin­nen­uit dan. Een kleine indringer. Ik herinner me een mo­ment dat ik een lichte angst voelde voor de vreemdeling in mij. Dat golven onder mijn huid kan ik nog steeds voelen als ik mijn handen op mijn buik leg. Het is de herinnering aan hun kleine lijven.

In de nacht van de bevalling vielen we weer samen, als één lichaam in nood. Als een landschap kwam het onder in­vloed van natuurkrachten in beweging. Golven overvielen mij steeds opnieuw. Hoezeer ik ook wist dat ik het tot een goed einde moest brengen, al was het maar omdat zoveel moeders mij waren voorgegaan – en ik niet achter kon blijven – ik hield ternauwernood mijn hoofd boven water. Eén lichaam waren we, hijgend, wanhopig overgeleverd aan onszelf. En van het ene op het andere moment vielen we uiteen. Mijn kleine voortvluchtige, en ik.


 

Muzelmannen werden ze genoemd, de mensen die het mak­kelijkst naar de bodem afgleden, als water dat naar de zee stroomde, schrijft Levi. In het gewone leven zijn juist de muzelmannen de gewone, gemiddelde mensen, niet bij­zon­der handig, niet prominent aanwezig, niet uitzonder­lijk. In het kamp was hun leven kort, hun aantal grenzeloos. Levi noemt ze de ruggengraat van het kamp, de naamloze massa, de niet-mensen die in stilte marcheerden en zwoeg­den, in wie de goddelijke vonk was uitgedoofd. Hij vroeg zich af of ze leefden, of al dood waren, omdat ze misschien al te moe waren om die dood daadwerkelijk te begrijpen. De muzelmannen bevolkten zijn geheugen met hun schim­mige aanwezigheid en precies zo zou hij het kwaad in één beeld samenvatten: ‘een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.’

 

Share by: