Blogopmaak

Feiten en mythes

Bespreking van 'Drift' van Bregje Hofstede


De hoofdpersoon uit ‘Drift’ van Bregje Hofstede is op drift. Aan het begin van het boek is ze net weggelopen bij Luc, die ze bijna het hele boek met ‘jij’ aanspreekt. De lezer volgt Bregje, want zo heet ook de hoofdpersoon, tot de veertigste dag (verwijzing naar veertig dagen in de woestijn?) van deze drift, waarin ze steeds verder van Luc verwijderd raakt. De verhaallijn wordt onderbroken door herinneringen, dagboekfragmenten en delen van het boek ‘De welp’, het debuut van hoofdpersoon Bregje. Achter op het boek staat: ‘Feit: een jonge vrouw trouwt met haar jeugdliefde/Feit: niet veel later, in het holst van de nacht, loopt ze bij hem weg/Ze neemt alleen haar dagboeken mee/Die vrouw ben ik. Die nacht is nu. Alles ervoor en erna is een verhaal.’ Als lezer ben ik echter getraind om alles wat in een roman als feit wordt gepresenteerd, te wantrouwen. Ik ben vooral op zoek naar betekenis. 

Het boek neemt een paar aanloopjes voor het goed en wel begonnen is. Eerst is er een motto van Roland Barthes uit ‘Uit een taal van een verliefde’. Ook hier is sprake van een ‘ik’ die een ‘jij’ aanspreekt. Het gaat over de verstikkende kracht van het woord, ‘een bevestiging van overheersing, van macht, wellust, eenzaamheid. Vandaar de wrede tegenstrijdigheid van de opdracht: ik wil jou koste wat kost geven wat jou verstikt.’ Het motto omschrijft eigenlijk precies wat er gebeurt als Bregje schrijft over en aan haar jeugdliefde. Terwijl het lijkt alsof ze Luc wil vasthouden, verstikt ze hem met woorden. Hierna volgt de proloog, waarin in het kort een aantal mythes op een rij staat waarbij de hoofdpersoon steeds slechts één verbod opgelegd krijgt, zoals Orpheus die niet achterom mag kijken naar Eurydice. Daaronder staat ‘Drie keer raden wat er gebeurde.’ Wie de mythes kent, weet dat alle hoofdpersonen precies doen wat ze niet mogen; wie dat niet weet, kan het raden. Dat werpt natuurlijk de vraag op wat het verband is met het hoofdverhaal. Terwijl Bregje steeds verder op drift raakt, kijkt ze in elk geval wel achterom naar wat ze achter zich heeft gelaten, en terwijl ze alles in woorden probeert te vatten, knijpt ze het kapot. Nu is het haar natuurlijk niet verboden achterom te kijken, maar er is vanuit Luc wel wat wantrouwen ten opzichte van haar schrijven. Hij wil steeds weten wat zij allemaal over hem opschrijft. En door het schrijven legt Bregje alles vast, waardoor het niet meer kan ademen. Misschien zou voor haar een schrijfverbod moeten gelden. Dat overtreedt ze in elk geval op alle mogelijke manieren.

Behalve dat Bregje steeds verder afdrijft van Luc, kan drift ook verwijzen naar de lichamelijke driften die Luc en Bregje juist lange tijd bij elkaar hielden, hoewel de seks steeds vaker als ‘goedmaakseks’ wordt omschreven. Ook is Bregje regelmatig driftig. Dat zie je terug in haar kindertijd, waarin ze soms haar woede en andere heftige emoties niet de baas is. Ook in haar beslissing om ervandoor te gaan, komt ze wat verbeten over. Behalve driftig is ze ook behoorlijk koppig, zoals op het moment dat ze als kind dagenlang in het busje voor het huis bivakkeert en weigert eruit te komen, een vergelijkbare situatie als die waarin ze later verkeert, maar dan onbereikbaar is voor Luc.

Het laatste deel van het boek heet ‘Onderwereld’. Bregje reist af naar Napels, omdat ze daar een dierbare herinnering aan Luc heeft. Nu wijdt Bregje eerder in het boek al wat woorden aan de werking van het geheugen. Zij citeert daarbij inzichten van Douwe Draaisma. Zo blijken herinneringen geen vaststaande elementen in ons geheugen te zijn, maar uit kleine onderdeeltjes te bestaan die we steeds opnieuw in elkaar zetten, vooral om er in de toekomst wat mee te kunnen. Ze laat zien hoe Luc hierin slaagt: hij gebruikt de herinneringen aan hun samenzijn om verder te kunnen, al is dat niet de manier waarop Bregje verder kan. Zij heeft het gevoel dat hij haar overheerst en zij zich steeds meer aan hem aanpast, terwijl ze zichzelf in haar dagboeken juist van hem af schrijft. Bregje zelf legt alle herinneringen vast, waardoor er geen beweging meer in zit. Daar gaat het mis. In Napels komt ze langs de gipsen afgietsels van enkele slachtoffers van de vulkaanuitbarsting bij Pompeii. Haar observatie is scherp: zoals de archeologische vondsten, de skeletten destijds werden volgegoten met gips en daardoor eigenlijk ongeschikt om nog nader onderzoek naar te doen, doet zij iets vergelijkbaars met haar pen in het dagboek. Ze maakt van Luc een levenloos afgietsel waar je niets meer mee kunt beginnen. Aan het eind wordt duidelijk dat de proloog met de verschillende verboden niet alleen Bregje betreft, maar ook Luc. Het is jammer dat Hofstede dit prachtige verband niet aan de verbeelding van de lezer zelf overlaat, maar het zelf gaat uitleggen. Dat is niet nodig en doet juist af aan de schoonheid ervan.

In Trouw (18 oktober 2018) noemt de schrijfster haar roman niet autobiografisch. Ze zegt: “Het is eerder autofictie: het verhaal heeft in grote lijnen echt plaatsgevonden, maar is in het boek vervormd en literair verrijkt. “Wat fictie zo waardevol maakt”, zegt Hofstede, “is dat het je in staat stelt om een waarheid te laten zien die je niet zou durven tonen als het non-fictie was. Fictie is geen manier van liegen, maar juist een manier om onder een vermomming een diepere waarheid aan het licht te brengen, een mythe, iets wat voor iedereen herkenbaar is.”

De talloze verwijzingen naar de klassieke oudheid en het slot in Napels maken het verhaal zelf echter nog geen mythe. Daarvoor neemt Hofstede misschien toch te weinig afstand van zichzelf. Voor journalisten is het ongetwijfeld een interessante vraag wat feit is en wat fictie in deze roman, maar de lezer van mythes gaat voor een diepere waarheid. Mythes lopen over van betekenis. Wat voor diepere waarheid of betekenis heeft ‘Drift’? De reclameteksten die voor in het boek staan, doen wel een poging om die erin te leggen, zoals de uitspraak van Lize Spit: ‘Een eerlijk, prachtig boek dat haarfijn blootlegt hoe weerloos geliefden zijn.’ Zou je die betekenis anders over het hoofd zien? Zo weerloos zijn Bregje en Luc toch helemaal niet? Is Bregje niet eerder genadeloos? Vanaf het begin was al duidelijk dat ze eropuit was ‘jou’ te verstikken. Laat het boek zien dat je relaties kapot kunt schrijven? Ook dat heeft niets met weerloosheid te maken. Het is een keuze, het is niet iets wat je overkomt. Natuurlijk kan de een de ander overheersen in een relatie en natuurlijk kunnen relaties ingewikkeld zijn, maar wat voor diepere boodschap krijgt de lezer hier mee? 

Opvallend is dat Lize Spit in haar nieuwe roman ‘Ik ben er niet’ ook een tot mislukking gedoemde relatie ‘uitpluist’. Ik gebruik hier nadrukkelijk dit woord, omdat beide schrijfsters een wat onsmakelijke, maar misschien humoristisch bedoelde ‘navelpluis’-scène beschrijven, waarmee een kussen, dan wel een knuffeltje gevuld zou kunnen worden. Ik krijg direct de associatie met ‘navelstaren’. Je kunt natuurlijk een relatie net zolang uitpluizen tot er niets meer van overblijft, dan alleen wat ‘navelpluis’. Ook in ‘Ik ben er niet’ schrijft de hoofdpersoon zich in de stukjes in de Libelle los van haar partner. Beide personages vluchten niet alleen maar in het schrijven, maar slepen daarin ook de ander mee. Als je jezelf zo belangrijk maakt, dan blijft er inderdaad voor die ander geen ruimte meer over. Dat geldt voor beide partijen. 

Thomas Rosenboom schrijft in zijn essay ‘Aanvallend spel’ dat, volgens hem, in een goede roman personages in hun streven hun eigen ondergang tegemoet gaan, omdat zij in hun streven net een stap te ver zetten en zo zichzelf voorbij streven. De tragiek zit in hun eigen handelen, niet in de omstandigheden. Is dit wat ook hier gebeurt? Wil Bregje zo graag de liefde in stand houden dat zij die kapot schrijft? Gaat zij daardoor haar ondergang tegemoet? Dat geloof ik niet. Ik ervaar ‘Drift’ ook niet als een tragedie, en ik denk dat dat komt, omdat Bregje alleen met zichzelf bezig is en eigenlijk helemaal geen toenadering zoekt. Er is dus helemaal geen sprake van een ondergang. Dat maakt ook dat de lezer met lege handen achterblijft. Het is wat het is. Als je iets echt niet wilt, dan gebeurt het ook niet. Het is een constatering van een feit, geen openbaring van een diepere waarheid. 

Hofstede kan prachtig schrijven, maar ik denk dat haar boeken meer kans maken mythisch te worden, als zij zichzelf meer durft los te laten en daadwerkelijk op drift raakt.




Share by: